8 mei 2013

Ouders Online roept op tot betere jeugdzorg

Ouders willen betere jeugdzorg. Meer kwaliteit en een betere rechtspositie. Ouders Online spreekt de beleidsmakers erop aan.

Aan: alle beleidsmakers, instanties en organisaties die te maken hebben met jeugdzorg. Zoals: gemeenten, CJG's, Bureau Jeugdzorg, de Eerste en Tweede Kamer en de Kinderombudsman.

Op dit moment wordt nieuw beleid gemaakt voor de zorg voor kinderen en jongeren. Het is de bedoeling dat de verantwoordelijkheid voor jeugdzorg van de provincies wordt overgeheveld naar de gemeenten ('transitie jeugdzorg'). Dat is niet alleen een structuurverandering maar ook een bezuiniging. Met minder geld moet betere kwaliteit geleverd worden.

'Betere kwaliteit' betekent: eerder kunnen ingrijpen, om erger te voorkomen (preventie). Dit heet 'vroegsignalering': het zo vroeg mogelijk opsporen van kinderen in nood, waaronder gevallen van kindermishandeling. Dit betekent dat een grotere groep ouders dan nu het geval is, te maken gaat krijgen met vormen van controle die met deze vroegsignalering gepaard gaan.

Hoewel er dus minder geld komt voor de jeugdzorg in totaal, lobbyen veel uitvoerders van jeugdzorg dat er juist méér geld geïnvesteerd moet worden in met name het vroege kinderleven. Wij vragen ons echter af of dit wel in het belang is van kinderen en gezinnen. Ouders en kinderen zijn er meer bij gebaat als op het juiste moment de juiste zorg beschikbaar is. Zo licht of zo zwaar als nodig is. Dat dat in het huidige systeem niet lukt, los je niet op door nog eerder zicht te willen hebben op kinderen en gezinnen. We zullen dat hieronder uitleggen.

Kinderen en gezinnen die wel in beeld zijn, krijgen niet de juiste zorg, óf het duurt heel lang voordat er eindelijk passende hulp komt, bijvoorbeeld in de vorm van gezinsondersteuning voor een langere periode. Om nog maar te zwijgen over het traumatiserende effect van de geboden jeugdzorg voor kinderen en hun ouders. Dat los je niet op met meer preventie, maar wel met het inzetten van hoog gekwalificeerde professionals.

Wij vinden dat gezinnen er recht op hebben dat juist 'aan de poort', zoals dat in beleidstermen heet, de hoogste kwaliteit professionals wordt ingezet. Dat betekent dat als een ouder vrijwillig aanklopt bij jeugdzorg voor advies of hulp, het kind en het hele gezin direct gezien worden door een academisch geschoolde professional. Deze maakt deel uit van een team bestaande uit tenminste een kinder- en jeugdpsychiater en een orthopedagoog, en werkt nauw samen met de eigen huisarts van het gezin. Deze professional kan - zo nodig in overleg met collega's in het team - inschatten welke hulp er nodig is; hij of zij kan onnodige medicalisering voorkomen, maar tegelijkertijd kan zo ook voorkomen worden dat pas na jaren duidelijk wordt dat het gezin gespecialiseerde hulp nodig heeft.

Op deze manier kan, zo is onze overtuiging, de zorg voor jeugd toe met veel minder geld dan nu, terwijl de relatie met ouders een stuk zal verbeteren. En dat laatste is hard nodig.

Kinderen met zware gedragsproblematiek - wat de oorzaak ook is - belasten een gezin enorm. Vaak gaat het om psychiatrische ziekten met een erfelijke component, waardoor de kans groter dan gemiddeld is, dat ook de ouders psychische problemen hebben. Maar ook andere problemen kunnen op het gezin drukken. Daar moet bij de beoordeling van de benodigde ondersteuning en zorg voor het kind ook rekening mee worden gehouden. Al met al vraagt dit nogal wat van het beoordelingsvermogen van een jeugdprofessional.

In de praktijk gaat het vaak fout: als er te weinig aandacht is voor het gezin als geheel, en de eigen rol en verantwoordelijkheden van ouders, raken ouders gefrustreerd of ze voelen zich bedreigd. De relatie tussen hulpverleners en ouders verslechtert snel als ouders zich niet serieus gehoord weten, waardoor de kans op verkeerde beslissingen toeneemt, er vaak een oneigenlijke machtsstrijd gevoerd wordt, en de kinderen waar het om gaat, uiteindelijk niet voldoende geholpen worden. Wanneer de problemen 'onhoudbaar' worden, is het opleggen van een jeugdbeschermingsmaatregel - een ondertoezichtstelling (OTS) of uithuisplaatsing (UHP) - vaak een 'redmiddel' uit een lastige hulpverlenersrelatie, met onnodige traumatisering van kinderen én ouders als gevolg.

Jeugdprofessionals in de basiszorg en jeugdzorgmedewerkers zijn niet opgeleid om complexe problematiek te herkennen. Ze beschikken niet over de juiste kennis en vaardigheden voor deze subtiele en moeilijke processen van inschatten, oordelen, beslissen en begeleiden van deze gezinnen.

Het gevolg is dat onze jeugdzorg onvoldoende gericht is op het terugbrengen van het kind bij de eigen ouders. Maar ook in gevallen waarbij het niet tot het opleggen van een beschermingsmaatregel komt, zien we dat ouders vaak ontevreden zijn over de bejegening, en dat kinderen niet krijgen wat ze nodig hebben. En dat terwijl het juist zo belangrijk is dat ouders en jeugdhulpverleners goed kunnen samenwerken, zoveel mogelijk in harmonie, elkaar ondersteunend en aanvullend, en in alle openheid.

In de praktijk lijkt dit ideaal steeds verder weg. Terwijl alle partijen juist belijden dat dit is wat ze willen: samenwerken mét ouders in het belang van de kinderen.

Waar gaat het mis? We noemen twee belangrijke knelpunten.

Knelpunt 1 - Waarheidsvinding en kwaliteit

Op dit moment leidt de werkwijze van jeugdzorg tot veel onnodige tegenwerking van ouders. Vooral in het 'gedwongen kader' zoals dat heet, wanneer de hulpverlening niet meer vrijblijvend is, maar drang en dwang kent, met OTS of UHP als uiterste consequenties.

Bij pedagogische onmacht van de ouders, of bij psychiatrische problematiek, rapporteert de jeugdzorgmedewerker aan een multidisciplinair team, dat onder leiding staat van een academisch geschoolde gedragsdeskundige.

Het team adviseert aan de kinderrechter op basis van deze rapportages, zonder de ouders of de jongere ooit gezien, gesproken of onderzocht te hebben. Dat moet veranderen. Want als dat niet gebeurt, verhuizen de oude fouten van het huidige systeem gewoon mee in de transitie naar het nieuwe systeem.

Ouders willen dat het anders geregeld wordt, en wel zo:

  • Bij stevige pedagogische en/of psychiatrische problematiek dient een forse inzet 'aan de poort' te worden geleverd. Ouders en kinderen hebben er recht op dat altijd vanaf het begin een (post)academisch geschoolde gedragsdeskundige wordt ingezet die het voortouw neemt om zelf met het kind of de jongere en zijn ouders in gesprek te gaan en deugdelijk onderzoek te verrichten.
  • Er worden géén feiten geregistreerd van 'horen zeggen', maar alleen uit eigen bevinding. Als een buurvrouw constateert dat een moeder een bepaalde diagnose heeft, wordt dat niet als feit genoteerd, maar is dat hooguit aanleiding voor het doen van meer onderzoek.
  • Waar uitspraken van derden niet kunnen worden bevestigd, kunnen deze niet als zodanig een rol spelen in het verdere proces. Dat dat nu wel zo is, heeft ertoe geleid dat jeugdzorg doorlopend veel fouten maakt, en dat ouders zich rechteloos voelen, en vaak zelfs wanhopig.

Knelpunt 2 - Rechtspositie ouders en kinderen

Met de transitie van de jeugdzorg naar de gemeenten weten ouders niet hoe passende en toegankelijke zorg voor kinderen en jongeren wordt gewaarborgd. Zo verdwijnt met de transitie formeel het recht op zorg.

Ook is het niet zeker of jongeren die nu een vaste behandelaar of begeleider hebben, deze in de nieuwe situatie kunnen behouden.

Ouders maken zich dus grote zorgen. Ze vrezen dat een passend zorg- of hulpaanbod hun kinderen onthouden kan worden, doordat bij gemeenten het geld zomaar op kan zijn, of dat de gemeente beslist het geld anders te besteden, of dat de onderhavige zorg niet of onvoldoende is ingekocht, of omdat de leveringsplicht van gemeenten zich niet uitstrekt over de nodige zorg.

Dus:

  • gaat de zorg in Groningen verschillen van die in Rotterdam?
  • moeten ouders straks gaan procederen om de juiste hulp te krijgen voor hun kind?
  • krijgen we straks te maken met duizenden kinderen in psychische nood, die niet de zorg krijgen die ze nodig hebben?

Niet alleen ouders, maar ook veel professionals vrezen dat deze kinderen hierdoor straks buiten de boot zullen vallen, waardoor ze misschien onnodig een valse start in hun leven zullen maken.

Ouders maken zich zorgen dat ze niet weten waar ze terecht kunnen als ze zelf op zoek moeten naar de juiste zorg (als ze die al zouden kunnen betalen). Naast financiële gevolgen zou deze ontwikkeling ook een zeer negatieve invloed kunnen hebben op het welbevinden van ouders en hun kinderen, die dan onbetamelijk lang op de juiste zorg moeten wachten. Nog afgezien van de maatschappelijke gevolgen op de lange termijn.

Nog meer vragen:

  • waar kun je als ouders aankloppen als er conflicten ontstaan met de gemeente over het bieden van de juiste zorg?
  • hoe bekostig je de juridische ondersteuning die ze daarbij nodig zullen hebben?
  • hoe wordt de rechtsbescherming van ouders en kinderen geregeld?
  • wie gaat de kwaliteit van de jeugdzorg controleren, als er al consensus is over de normen voor goede kwaliteit?

Kortom, ouders maken zich zorgen dat er juist meer jongeren tussen de wal en het schip zullen belanden dan minder.

En tenslotte, iedereen gaat ervan uit dat ouders weten wat er verandert met de transitie en wat dat voor gevolgen heeft. Maar niets is minder waar. Veel ouders hebben, net als veel jeugdprofessionals trouwens, niet of nauwelijks weet van de op handen zijnde veranderingen. Hoe worden zij geïnformeerd? En de kinderen en jongeren zelf?

Voorwaarden voor succes

Het hele doel van de transitie is de snel groeiende kosten van jeugdzorg te beteugelen door de zorg te 'ontmedicaliseren', dichter bij de mensen te brengen, minder bureaucratisch te maken en daarom de gemeenten uitvoeringsverantwoordelijk te maken. Maar de transitie heeft alleen kans van slagen als de oude fouten niet meegenomen worden.

Wij zien alleen kans van slagen onder de volgende voorwaarden:

  • als de gemeenten zich bij de hele transitie meer gaan aantrekken van het perspectief van gezinnen, van de ouders en kinderen in wier belang de nieuwe structuur wordt opgetuigd;
  • als kinderen en gezinnen formeel recht krijgen en houden op de juiste zorg op het juiste moment;
  • als ouders en jongeren goed worden geïnformeerd over wat er gaat veranderen en waar ze straks terecht kunnen voor welke zorg;
  • als er academisch gekwalificeerde professionals (zoals kinder- en jeugdpsychiaters, kinder- en jeugdpsychologen, orthopedagogen en 'orthopedagogen-generalist') aan de poort komen, waar ouders voldoende vertrouwen in hebben;
  • als al het huidige jeugdzorgpersoneel beter wordt opgeleid, met het doel om de eigen kracht van ouders zelf en hun kinderen te leren zien, respecteren en meer te benutten;
  • als de jeugdwet het verbiedt dat gedragswetenschappers werken volgens de 'verlengde-armconstructie' (oordelen over kinderen en jongeren die ze zelf nog nooit gezien hebben), en zij zich te allen tijde kunnen en moeten houden aan de regels van de eigen beroepsgroep, die deze manier van werken verbiedt;
  • als duidelijk is hoe de positie, ook de rechtspositie, van ouders en kinderen geregeld wordt, zodat zij weer vertrouwen kunnen hebben in het hele systeem van jeugdzorg;
  • als in het hele proces voor het opleggen van een jeugdbeschermingsmaatregel alleen nog gewerkt wordt met feiten die volgen uit eigen bevindingen van academisch geschoolde jeugdprofessionals op basis van gedegen onderzoek, in plaats van hear say uit de sociale omgeving van een cliënt;
  • als bij een uithuisplaatsing de hulpverlening er altijd ook op gericht is om het kind of de jongere zo snel mogelijk te herenigen met de eigen ouders;
  • als ouders in de jeugdzorg de kans krijgen om een duurzame relatie op te bouwen met de jeugdprofessionals waarmee ze moeten samenwerken in het belang van het kind. Dat houdt in dat ouders de mogelijkheid moeten krijgen om een nieuwe start te maken met een andere hulpverlener (gezinsvoogd, ouder- en kindadviseur, sociale huisarts, of hoe deze jeugdprofessionals straks ook gaan heten) als blijkt dat het echt niet 'klikt', en dat een gezin niet elke twee maanden een nieuwe hulpverlener toegewezen krijgt;
  • als ouders het recht krijgen op een second opinion;
  • als er aandacht is voor de noodzakelijke samenhang en integrale aanpak binnen het gehele sociale domein, inclusief passend onderwijs;
  • als ervaringsdeskundigen zoals ouders, cliënten en hun familie, een rol zullen krijgen in visitatiecommissies;
  • als, kort gezegd, een meer transparante en gevalideerde werkwijze wordt gecreëerd, die gecontroleerd en getoetst kan worden.

Oproep

Wij hopen dat het geen loze praat blijkt te zijn dat de eigen rol en verantwoordelijkheid van ouders weer gerespecteerd wordt en hun eigen kracht benut en versterkt wordt. Ook hopen we dat we met oprecht vertrouwen het nieuwe systeem van zorg voor onze kinderen tegemoet kunnen zien, omdat de bouwers ervan de daad bij het woord hebben gevoegd, en wij dus weten dat er ook echt vanaf het begin rekening gehouden is en zal worden met de belangen, behoeften en wensen van gezinnen, van kinderen én hun ouders.

We praten graag verder met u over de bovengenoemde voorwaarden.

Mede-ondertekenaars

De bovenstaande tekst is mede-ondertekend door de volgende organisaties:

Balans
BoinK
GelukTalent
Het Ouderschap
Landelijke Oudergroep Opvoeding van stichting BMP (Bevordering Maatschappelijke Participatie)
Nederlandse Vereniging van Pedagogen en Onderwijskundigen (NVO)
Nederlandse Vereniging voor Thuisonderwijs
Ouderplatform Baarn Soest
Ouderplatform Gooi & omstreken
Ouderplatform Havoplus
Ouders Aan Zet
Ouders voor AutiPassend Onderwijs Utrecht
Platform Verontruste Ouders
Stichting Gezin
Stichting KOG
Stichting Ouders & Onderwijs Twente
UW Ouderplatform
Vereniging Groot Gezin
We Bouwen Samen

Pdf-versie

De bovenstaande tekst is ook beschikbaar in pdf-formaat.