10 februari 1999 door Justine Pardoen

Stotteren moet mogen

Van januari 1999 tot april 2001 verzorgde Ouders Online elke woensdag een halve pagina over 'opvoeding' in het dagblad Trouw, geïnspireerd op datgene wat er die week bij Ouders Online was voorgevallen. Het onderstaande artikel maakt deel uit van die serie.

Ouders schrikken zich rot als hun kind ineens gaat stotteren. De een denkt dat er iets mis is met het prille zieleleven, de ander ziet zijn kind vooral als toekomstig doelwit van pesterijen. Een ouder die zelf stotteraar was of is, herkent vooral zichzelf met alle eigen angsten en frustraties. De aanleg voor stotteren is aangeboren. En waarschijnlijk ook erfelijk: een kind met een ouder die zelf ooit gestotterd heeft, heeft een kans van een op vier om zelf ook te gaan stotteren. Een op de twintig kinderen gaat op enig moment haperen. Het grootste deel daarvan (80%) stopt daar vroeg of laat mee, de rest heeft hulp nodig.

Volgens de reguliere stottertherapeuten is er bij stotteren altijd sprake van een lichamelijke aanleg. Een aanleg voor stotteren openbaart zich meestal vroeg: ergens in de voorschoolse periode, als het kind nog volop bezig is taal te leren. Een moeder vertelt op het Forum: "Mijn dochtertje van ruim drie gaat ineens heel erg stotteren. Ik ben al op logopedie geweest, maar die vrouw zegt dat het niet goed is haar te behandelen. Nu moet IK elke week komen. Dat vind ik raar: ik stotter toch niet?"

"Maar zo raar is dat niet", zegt Jacqueline Weeda-Hageman, stottertherapeut en samen met Ad Bertens auteur van het boekje 'Kinderen die stotteren'. Niet ieder kind dat stottert, heeft logopedie nodig. "Bij veel kinderen hapert het wel eens, maar lang niet altijd maken ouders zich daar zorgen over. Dat hoeft ook niet: vaak groeien ze eroverheen. In de praktijk blijkt dat ouders die wel hulp zoeken voor hun kind, dat bijna altijd terecht doen. Op grond van die ervaring raad ik elke ouder die zich zorgen maakt, dan ook aan om via de huisarts op zoek te gaan naar een logopedist of stottertherapeut. Deze kan na een kort onderzoek zien of het kind risico loopt een chronisch stotteraar te worden. Als dat niet zo is, is een behandeling meestal ook niet nodig." Voor meer algemene informatie kunnen ouders terecht bij het Stotter Informatiecentrum in Utrecht, of beginnen bij http://www.stotteren.nl.

Maar waarom gaat een stottertherapeut dan wel met de moeder aan de slag? "We kunnen ouders erop wijzen dat en hoe ze hun kind kunnen helpen. Zo zijn er factoren die het stotteren beïnvloeden, zoals snel willen of moeten spreken en spanning van allerlei soort. We kunnen ouders tips geven die passen bij het kind en bij het gezin. Ook heel belangrijk is de houding van ouders: hoe meer moeite zij ermee hebben dat het kind stottert, hoe groter de kans is dat het een blijvend probleem wordt."

Veel mensen denken dat stotteren een psychische oorzaak heeft. Ook veel psychologen zijn nog opgeleid met die gedachte. Maar een kind gaat heus niet alleen stotteren doordat een vriendje stottert, doordat het een broertje of zusje gekregen heeft of doordat de ouders in scheiding liggen. Stotteraars blijken nu eenmaal gebouwd te zijn met een slechtere 'timing' voor spraakbewegingen dan niet-stotteraars. Tegenwoordig gaat men ervan uit dat stotteren geen psychische oorzaak heeft, maar een lichamelijke: het is in eerste instantie een neuro-musculair probleem. Weeda-Hageman legt uit wat dat inhoudt: "Soms is een spier te laat, soms te vroeg, vermoedelijk omdat de aansturing vanuit de hersenen instabiel is."

De ernst van dit timing-probleem bepaalt of het stotteren chronisch wordt. Soms gaat het vanzelf voorbij als het zenuwstelsel helemaal 'uitgerijpt' is. Dan maakt het eigenlijk niet veel uit of er nu behandeld wordt of niet. Maar als het kind tegen zijn tiende verjaardag nog stottert, dan is de kans dat het chronisch wordt wel erg groot. In hun boek benadrukken Bertens em Weeda-Hageman overigens, dat niet alle kinderen met een aanleg voor stotteren ook daadwerkelijk zullen gaan stotteren.

Stottertherapeuten vinden dat stotteren moet mogen. En als het niet over gaat, kun je altijd nog leren om 'handig te stotteren'. Handige stotteraars worden gewoon brandweerman, minister of professor en zelfs stottertherapeut. Maar geen nieuwslezer of piloot. Dan mag het niet. Een vader die zelf lang stotterde, troost de bezorgde moeder: "Dat je van stotteren kunt afkomen, bewijst mijn huidige werk als beroepsvlieger."