13 april 2011 door Nadia Eversteijn

Voorlezen krijgt concurrentie: het digitale prentenboek

Tine Noorda schreef een spraakmakende master-scriptie over nieuwe vormen van voorlezen. Nadia Eversteijn bespreekt de onderzoeksresultaten.

Dat voorlezen, en vooral interactief voorlezen, heel goed is voor de taalontwikkeling van kinderen, en daarmee ook voor hun schoolsucces, is niet nieuw. Eerder beschreef ik dit al in Interactief voorlezen. Want juist als voorlezen geen eenrichtingsverkeer is, maar als je met het luisterende kind in interactie gaat, leren kinderen een berg. Dat komt vooral doordat je dan kunt inhaken op individuele ervaringen die het kind al heeft. "Jij was met school toch óók naar de kinderboerderij?" Ook kun je met interactief voorlezen direct inspringen wanneer je merkt dat het kind een woord of een zin niet begrijpt.

Des te opmerkelijker is daarom de bevinding van Tineke Noorda in haar master-scriptie dat kinderen ongeveer evenveel leren van 'digitale prentenboeken' (ook wel 'levende boeken' genoemd). Zie o.a.:

In feite gaat het om een soort tekenfilmpjes – eventueel nog voorzien van vragen die door de computer worden gesteld – maar er is geen persoonlijke interactie. Hoe zit dat dan?

Let op: Noorda deed géén onderzoek naar interactieve prentenboeken voor de iPad. Die zullen hier dus buiten beschouwing blijven.

Drie vormen van aanbod

Noorda presenteerde prentenboeken aan kleuters in groep 1 en 2, op drie verschillende manieren:

  • ze werden interactief voorgelezen (in groepjes van zeven) door de eigen leerkracht;
  • ze beluisterden – al meebladerend door het bijbehorende prentenboek – individueel een luisterboek;
  • ze bekeken (in groepjes van zeven) een geanimeerd prentenboek op het digitale schoolbord.

Vooraf had Noorda in kaart gebracht hoe groot de woordenschat van de kinderen was, en hoeveel (voor)leeservaring ze hadden.

Luisterboek het leukst

Van de drie aanbiedingsvormen bleken kinderen het luisterboek het allerleukst te vinden. Dat komt waarschijnlijk doordat de kinderen dat helemaal alleen mochten doen. Ze mochten in het klaslokaal achter de computer gaan zitten, met een koptelefoon op.

De andere twee aanbiedingsvormen vonden plaats in groepjes. Het is dus aannemelijk dat de kinderen die een luisterboek mochten beluisteren, een triomfantelijk "hoera nu ben ik aan de beurt"-gevoel hadden.

Daarom gaat Noorda's bevinding misschien niet op voor de thuissituatie (die ze ook niet onderzocht heeft). Er is geen reden om aan te nemen dat kinderen luisterboeken ook thuis meer zouden waarderen.

Opvallend resultaat

Een opvallend resultaat was dat kinderen met een lage woordenschat significant minder van een luisterboek begrepen dan kinderen met een hoge woordenschat. Bij interactief voorlezen én bij het geanimeerde prentenboek werd een dergelijk verschil tussen kinderen met een lage tegenover een hoge woordenschat niet gevonden.

Daaruit zou je kunnen concluderen dat ieder kind dus kan profiteren van interactief voorlezen én van digitale prentenboeken. Verhallen (2009) schat dat kinderen die twee maal per week een geanimeerd prentenboek 'lezen', hun woordenschat met maar liefst 600 woorden per jaar uitbreiden, aldus Noorda.

Leren van een geanimeerd prentenboek

Hoe komt het nou dat kinderen zo goed nieuwe woorden kunnen leren van een geanimeerd prentenboek? Dat verklaart Noorda aan de hand van de onderzoeksliteratuur die ze bespreekt.

Ze noemt onder andere Bus en De Jong (2007), die vaststelden dat kinderen die een geanimeerd prentenboek hadden gezien, beter de betekenis van ingewikkelde woorden uit het verhaal kenden dan kinderen die alleen de 'statische' versie van het boek te zien kregen:

"Zo kenden ze bijvoorbeeld de betekenis van het woord 'melken' beter, omdat de betekenis van dit woord in de geanimeerde versie met camerabewegingen werd ondersteund (bijvoorbeeld inzoomen op de uiers van de koe, en een emmer die langzaam voller wordt). [...] Volwassenen proberen kinderen tijdens het voorlezen vaak ook op dergelijke details te wijzen, maar dit veroorzaakt dan een onderbreking in het verhaal." (Bus en De Jong 2007, geciteerd door Noorda)

In een ander onderzoek (Smeets en Bus, 2009) wordt aangenomen dat het herhaald laten zien van een geanimeerd prentenboek de aandacht van kinderen langer vasthoudt in vergelijking met een statisch prentenboek.

Dat laatste is een beetje een open deur natuurlijk. Je hoeft geen wetenschapper te zijn om te weten dat kinderen geboeid worden door bewegende beelden...

Toch een (klein) verschil

Noorda vond toch ook een – weliswaar klein – verschil tussen het effect van live voorlezen en digitale prentenboeken.

Kinderen met veel voorleeservaring leerden de meeste nieuwe woorden wanneer zij live (en interactief) werden voorgelezen. Kinderen met weinig voorleeservaring daarentegen, hadden juist meer baat bij digitale prentenboeken. Daarvan leerden zíj de meeste nieuwe woorden.

Kennelijk moet je dus wel eerst gewend raken aan voorgelezen worden, voordat je er veel van op kunt steken.

Dat suggereert dat vooral kinderen uit gezinnen waarin geen echte (voor)leescultuur heerst, veel baat kunnen hebben bij geanimeerde prentenboeken.

Beetje jammer

Het is daarom wel een beetje jammer dat een abonnement op digitale prentenboeken die je thuis via de PC kunt bekijken, behoorlijk prijzig is. Daardoor zijn het tot nog toe vooral de hoger opgeleiden die gebruik maken van websites als Bereslim.nl, zoals bleek uit onderzoek van Mansens (2007). En die hoger opgeleiden zijn uiteraard degenen bij wie het thuis over het algemeen al wel snor zat met het voorlezen.

Een alternatief zou kunnen zijn dat kinderen van lager opgeleide ouders digitale prentenboeken bekijken in de bibliotheek. Al is het daar misschien wat lastiger om je lievelingsboek zo vaak af te spelen als je maar wilt. (De meeste digitale prentenboeken zijn niet verkrijgbaar op dvd, dus ook moeilijk uit te lenen.)

Dus niet meer voorlezen?

Kunnen we nu concluderen dat je je als ouder de moeite van elke avond voorlezen kunt besparen, omdat kinderen net zoveel taal oppikken als je ze dagelijks 10 minuutjes achter de PC zet om een prentenboek af te spelen? Nee! De onderzoeksopzet was namelijk zodanig dat alleen het (letterlijk) voorlezen in de klas werd bestudeerd, en niet het voorlezen thuis:

"Zo moesten ze [de juffen - red.] exact voorlezen wat er in het boek stond en mochten ze geen woorden weglaten of veranderen. Interactie werd gecreëerd door het stellen van vragen aan de kinderen, deze vragen mochten niet gaan over de betekenis van een bepaald woord. De vragen mochten wel gaan over de inhoud van het verhaal. [...] Het prentenboek stond tijdens het voorlezen op een bladmuziekstandaard, op een plek waar alle kinderen de platen goed konden bekijken. De juf had zelf ook een boek in handen waar ze uit voorlas."

In feite heeft Noorda dus het effect gemeten van letterlijk voorlezen, in combinatie met vragen over de inhoud. Maar als voorlezende ouder kun je thuis zoveel meer doen. Daar kun je namelijk wél iets weglaten of veranderen.

Ouders weten vaak feilloos wat hun kind begrijpt. Bij dreumesen kunnen ouders zelfs vaak nog exact aangeven welk woord hun hummel wel of niet kent. En dus kun je woorden of passages die echt nog te moeilijk zijn – of te eng! – weglaten of vervangen. Of uitleggen natuurlijk. En ook met het aanwijzen van details in de illustraties kun je heel veel duidelijk maken. Dat gaat ook veel gemakkelijker als je het boek in handen hebt, in plaats van dat het op 'een bladmuziekstandaard' staat.

Knuffelmoment

Met al die 'tools' waarover je als interactief voorlezende ouder beschikt, wordt het verhaal maximaal toegesneden op het niveau van je kind. Zowel qua taalontwikkeling, als cognitief, als sociaal-emotioneel. Differentiatie ten top dus, wat in de klas – waar het onderzoek over ging – veel minder kan.

En dan hebben we het nog niet eens gehad over de gezelligheid en de 'warmte' van voorlezen. Voorlezen vormt natuurlijk hét dagelijkse knuffelmoment bij uitstek, waarop je rustig samen weg kunt zinken op de bank of in het bed. Dat heb je met een computer dan weer niet.