Ouders Online
Archief
Opvoeding - Het groot opvoedboek (voorpublicatie afl. 3)

8 juli 2005

Vergeet dokter Spock en Penelope Leach. Ons nieuwe baken heet: Anna Wahlgren. Deze moeder van negen kinderen speelde het klaar om ons 768 pagina's lang op het puntje van onze stoel te laten zitten. Wij waren trouwens niet de enigen. Maar liefst 500.000 (!) Scandinavische lezers gingen ons al voor.

In Het groot opvoedboek, dat met zijn 768 pagina's inderdaad 'groot' genoemd mag worden, vertelt Wahlgren zo'n beetje alles wat kinderen meemaken, van de babytijd tot hun 16e jaar, en hoe je daar als opvoeder het beste op kunt reageren. Het is een vrolijk boek dat je voortdurend een hart onder de riem steekt en je nooit veroordeelt. Met tal van praktische tips en inzichtgevende verhalen.

Ouders Online verwent u met drie voorpublicaties, zodat u een goed beeld krijgt van datgene wat u kunt verwachten. Dit is aflevering 3.

Deze week: twee fragmenten over opvoeding. Over verwendheid en vertrouwen.


Het groot opvoedboek
door: Anna Wahlgren
uitg.: Forum (de Boekerij)
ISBN 9022540790
Prijs: EUR 29,95

Deel 5 - Opvoeding

Verwendheid

Wie is verwend? Wie het goede van het leven als vanzelfsprekend beschouwt, het voor zichzelf opeist, zonder er blij mee te zijn, is verwend.

Oom Lars komt de kleine Tim feliciteren met zijn verjaardag.

"Waar zijn de cadeautjes?" vraagt Tim.

Oom Lars geeft hem zijn verjaardagscadeautje.

"Heb je maar één cadeautje meegenomen?"

Tim maakt het pakje open, er zit een auto in.

"Neem die maar weer mee. Ik heb veel duurdere en mooiere auto's."

Verwendheid is geen aangeboren eigenschap.

Verwendheid is het resultaat van een verkeerde opvoeding – iets wat alle ouders zich pijnlijk bewust zijn, vandaar dat men elkaar scherp in de gaten houdt:

"Je verwent hem," krijgt een vader te horen die zijn zoontje drie sinterklaascadeautjes geeft in plaats van twee.

"Je verwent haar," krijgt een moeder te horen die besluit om zelf geen nieuwe garderobe aan te schaffen, maar in plaats daarvan dure merkkleding voor haar dochter koopt.

Maar zo lang en kind blij is met wat hij of zij krijgt – ongeacht of het om materiële dingen of om persoonlijke aandacht en zorg gaat – is hij of zij niet verwend.

Davids vader doet boodschappen, samen met zijn broer.

"Ik neem een blik bruine bonen mee," zegt Davids vader, "daar houdt David zo van."

"Wat stom, dan moet je juist geen bruine bonen kopen," zegt zijn broer. "Daarmee verwen je hem alleen maar."

"Hoezo?" Hij is dol op bruine bonen."

"Daarom juist," zegt de broer.

Goed of fout?

Fout. Mits David ten minste echt blij is met zijn bruine bonen.

Een goed criterium voor de eventuele verwendheid van je kind is ook je eigen houding.

Als jouw kleine (of niet zo kleine) Melvin op zaterdagavond chips en frisdrank krijgt en daar blij mee is en als jij het leuk vindt om die dingen voor hem te kopen, is alles in orde.

Maar als je de chips en de frisdrank koopt, omdat anders de hel losbreekt, weet je dat er iets aan de hand is.

Dan zijn de goede dingen van het leven een verplichting geworden.

Dan heb je je kleine Melvin bijgebracht dat hij rechten heeft in plaats van dingen om dankbaar voor te zijn.

Stel dat ik mijn hartendiefje 364 dagen per jaar ontbijt op bed breng, maar op de 365e dag geen zin of geen tijd heb om ontbijt te maken. Als hij dan een zuur gezicht trekt en snauwt: "Verdorie, waar blijft mijn ontbijt?" dan heb ik hem verwend.

Dan word ik chagrijnig en weiger ik hem nog langer ontbijt op bed te brengen.

Hopelijk praten we de zaak uit, dat wil zeggen, ik zanik:

"Er is niets aan om jou ontbijt op bed te brengen, als jij er toch niet blij mee bent."

Je kunt een kind niet dergelijke verwijten maken.

Je mag een kind geen schuldgevoel bezorgen.

Er is maar één remedie tegen verwendheid bij kinderen en dat is beperking.

Oom Lars staat gekwetst in de hal en Tim zegt tegen zijn vader:

"Ik wil die stomme auto van hem niet hebben. Ik heb veel duurdere en mooiere auto's."

Dan begint zijn vader rustig alle auto's van Tim bijeen te rapen.

"Als je de auto die oom Lars heeft meegebracht niet wilt hebben, wil je vast je andere auto's ook niet hebben."

"Jawel! Jawel! Ik wil mijn auto's wel hebben!"

"Maar niet de auto die je van oom Lars hebt gekregen?"

"Nee, die is niet mooi. Die wil ik niet hebben."

"Als jij de auto van oom Lars niet wilt hebben," zegt papa, "dan wil ik niet dat jij nog andere auto's hebt."

Tim krijgt de opdracht om oom Lars netjes te bedanken.

Vaak moet een mens eerst de dreiging ervaren dat iets hem zal worden afgenomen, voordat hij het gaat beschermen en inziet dat het goede in het leven helemaal niet vanzelfsprekend is – en al helemaal geen recht.

Verwendheid kan het best voorkomen worden door een eenvoudige levensstijl.

Een jongetje dat iedere zondag naar een pretpark mag, moet je op zijn verjaardag waarschijnlijk zowel op het pretpark, de dierentuin, de bioscoop, als een restaurant trakteren, wil je hem nog een leuke verrassing kunnen bezorgen.

En wat moet je een meisje dat iedere dag frisdrank bij het eten krijgt te drinken geven als het feest is? Champagne?

Als ouder moet je proberen onderscheid te maken tussen de noodzakelijke dingen en de extraatjes van het leven.

De extraatjes moet je dan ook als extraatjes presenteren!

Als Davids vader thuiskomt met de bruine bonen, maakt hij daar echt een happening van:

"Weet je wat we vandaag eten? Bruine bonen!"

Als hij de bruine bonen echter als iets vanzelfsprekends op tafel zet, zal David ze als zodanig beschouwen en bruine bonen eisen.

Als je kind niet blij is met een extraatje, moet je het onaangeroerd – en natuurlijk zonder verwijten – weer wegnemen.
Waarna je de reactie afwacht.

Verwendheid kun je niet wegpraten.

De reactie komt zeker:

"Waarom eten we nooit meer pannenkoeken?"

"Lust jij dan wel pannenkoeken?"

"O ja, dat is mijn lievelingsgerecht! Ik heb zo'n zin in pannenkoeken!"

"Dan zal ik weer eens pannenkoeken bakken."

"Ik ga vandaag naar de film!" zegt een wat ouder kind. "Al mijn klasgenoten gaan minstens twee keer per week naar de film. Ik wil dat ook, dus je moet me even geld geven."

"O ja? Maar ik laat jou niet naar de film gaan, omdat je klasgenoten naar de film gaan. Ik laat je alleen naar de film gaan, omdat je het leuk vindt. Naar de film gaan behoort niet tot de mensenrechten, weet je. Mensen die naar de film gaan, genieten ervan, omdat het een voorrecht is! Je mag pas naar de film als je dat begrepen hebt."

Een gescheiden vader die een relatie had met een alleenstaande moeder, kreeg van haar het verwijt dat hij zijn zoontje verwende. Telkens wanneer hij bij het jongetje op bezoek ging, nam hij een cadeautje mee.

Zelf kwam de moeder, die vaak op zakenreis ging, altijd thuis met modieuze kleding voor haar dochter.

Toen de man haar daarop aansprak, antwoordde ze:

"Er is een verschil. Mijn dochter is zó modebewust!"

Vermoedelijk was het jongetje heel erg 'speelgoedbewust' en was er dus helemaal geen verschil.

De vraag is: verwacht het jongetje dat hij speelgoed krijgt en verwacht het meisje dat ze modieuze kleding krijgt?

Hoe reageren ze als de ouders een keer met lege handen komen?

Wat niet tot de eerste levensbehoeften behoort, moet vreugde brengen en geen verplichting worden.

Laten we zeggen dat jouw kind naar de kermis of iets dergelijks mag. Het wordt één grote orgie van draaimolens, poffertjes, botsauto's, ijs, ballen gooien, suikerspinnen, alles wat je maar kunt bedenken.

Laten we zeggen dat het volgde uitstapje wat minder pretentieus wordt. Je bent van plan om een boswandeling te maken en vooral naar de paddestoelen te kijken.

Maar nu heb je de poppen aan het dansen. Alles wat je de vorige keer hebt gedaan, moet nu opnieuw gebeuren!

Het kind is teleurgesteld, zelf word je chagrijnig en de dag die zo leuk begon, is bedorven.

In plaats daarvan zou je iedere keer dat je op stap gaat vooraf kunnen zeggen:

"Vandaag gaan we naar het pretpark. We gaan eens flink de bloemetjes buiten zetten! Dat kunnen we natuurlijk niet iedere week doen, maar vandaag kan het wel. Dus vandaag gaan we er een dolle boel van maken!"

Respectievelijk:

"Vandaag gaan we een boswandeling maken, maar we gaan op de terugweg geen patat eten. Vandaag gaan we vooral naar de paddestoelen kijken! Is dat niet leuk? We nemen brood mee en wat te drinken, want vandaag gaan we geen patat eten."

Het is niet leuk om al te strakke grenzen te trekken. Maar kinderen die weten waar de grenzen lopen, zijn blij als de grenzen een enkel keertje overschreden worden.

Tip: wen je kind eraan dat het dankjewel zegt als iets leuks of lekkers voorbij of op is – "Bedankt voor het ijsje!" zeg je zelf namens het kind – daarmee kun je vervelende scènes van het type: "Ik wil meer ijs!" voorkomen.

Bedanken heeft een magische werking. Het kind wordt eraan herinnerd aan een weliswaar beëindigde, maar prettige ervaring en het gezeur houdt op.

"Ik wil meer ijs!"

"Het ijs is op. Bedankt voor het ijsje!"

"Bedankt voor het ijsje."


Deel 5 - Opvoeding

Vertrouwen

Een geslaagde opvoeding is gebaseerd op vertrouwen. In welke mensen hebben wij vertrouwen?

Voor degenen die ons begrijpen of proberen te begrijpen en vervolgens geen misbruik maken van ons vertrouwen.

We weten allemaal hoe belangrijk communicatie is. "Je moet met elkaar kunnen praten."

Kinderen worden getraind in taalvaardigheid. We moeten veel en correct met hen praten, krijgen we te horen en we moeten hun verbale ontwikkeling stimuleren.

Maar wat is het doel van taal eigenlijk?

Waarom spreekt de mens?

Wat is communicatie?

Wat baat het me als ik een miljoen woorden ken en dertien talen spreek, wanneer ik mij onbegrepen voel?

Het doel van taal is begrip.

Er zijn vele talen die tot begrip leiden. De taal van woorden is er één van. Andere zijn lichaamstaal, de taal van een blik of een gebaar, de taal van woordeloze ontmoetingen.

Misschien is de taal van de daden wel de allerduidelijkste taal.

Voor het kind hebben daden meer betekenis dan woorden.

Wanneer woorden en daden met elkaar in tegenspraak zijn, zal het kind naar de daden luisteren.

"Ik wil dat we vrienden zijn, jij en ik," zegt Laura's moeder op een dag, omdat het haar pijn doet dat zij en haar dochter steeds verder uit elkaar lijken te drijven.

Maar haar daden, diezelfde dag, spreken een heel andere taal.

Ze is negeert demonstratief een vriend van Laura die langs komt. Ze zet Laura eten voor, zonder samen met haar aan tafel te gaan. Ze geeft Laura kleding en kijkt misprijzend wanneer het meisje de kleding ruilt en ten slotte gaat ze weg zonder dat Laura het weet en zonder haar gedag te zeggen.

Haar daden zeggen:

"We zijn verschillend, jij en ik. Jij leeft in jouw wereld en ik in de mijne. Jij begrijpt mij niet en ik begrijp jou niet. We zullen nooit vertrouwd worden met elkaar."

Met recht wantrouwen kinderen mensen die met woorden zeggen dat ze begrip willen tonen, maar met hun daden het tegendeel bewijzen.

"Ik ga met de trein naar papa," vertelt kleine Ilona, twee jaar oud, aan een mevrouw die op bezoek is.

Het klinkt als: "Icha mette tein na baba."

Dat is natuurlijk abracadabra voor iemand die niet zo vertrouwd is met het kind.

De mevrouw raakt enigszins in verwarring. Wat zegt het kind toch?

"Icha mette tein na baba!" herhaalt kleine Ilona koppig.

"Ik begrijp het niet," zegt de mevrouw. "Wat bedoel je dan, kleine meid?"

"ICHA METTE TEIN NA BABA!"

"Nee, het spijt me, ik begrijp niet wat je zegt."

Woedend, wanhopig en teleurgesteld weigert de kleine Ilona om zich nog verder met die mevrouw te bemoeien.

Maar wat was nu het belangrijkste in dit geheel? De inhoud van de mededeling?

Of was het dat kleine Ilona een mededeling had voor die mevrouw – iets met haar deelde?

De mevrouw had een poging kunnen doen om haar te begrijpen, ook al verstond ze er niets van.

"O ja? Wat zeg je me nou. Wat leuk zeg!"

Of, als het kind verdrietig had gekeken:

"O ja? Zo! Ach, ach, ach."

We kunnen proberen om ook wat ons onbegrijpelijk lijkt te begrijpen – zelfs als het gaat om oudere kinderen en volwassenen.

Het is gemakkelijker om een kind de grond in te praten, dan het zonder woorden te begrijpen.

Het kan goed zijn om dat te bedenken als je zelf niet zo'n woordkunstenaar of niet zo enorm intellectueel aangelegd bent – of als je een kind hebt dat niet veel zegt of helemaal niet praat (zie kleine Aron, blz. XX).

De woorden intelligentie en intellect zijn beide afkomstig van het Latijnse woord intellego, dat begrijpen betekent.

Een kind ontmoeten, betekent dat je het ziet.

Een kind zien, betekent dat je het kind betekenis toekent en zijn bestaan met vreugde bevestigt.

Je zult er niet in slagen om een kind – of een volwassene – wijs te maken dat je hem of haar betekenis toekent, als je niet letterlijk naar het kind kijkt.

Het is heel banaal: je merkt dus dat het kind de kamer binnenkomt. Je kijkt naar het kind. Je kijkt het kind aan wanneer je iets tegen hem of haar zegt en ook wanneer het kind iets tegen jou zegt.

Je schenkt aandacht aan wat het kind doet – aan de goede én de slechte dingen.

"Wat knap van je, dat je geen snoep hebt gepakt in de winkel! Ik zag dat je dat eigenlijk wel wilde, maar je hebt het niet gedaan."

De dagelijkse ontmoeting, het contact maken, is van ongelofelijke betekenis – voor de baby, die op zoek is naar de zo belangrijke verbondenheid, maar net zo goed voor de tiener die door de kamer fladdert.

"Hoor eens, m'n schat – kom eens hier, laat me eens naar je kijken – ik heb vandaag nog geen knuffel van je gehad – hoe gaat het met je?"

In het vierde deel van Het groot opvoedboek ben ik ingegaan op het belang van de ontmoeting, vooral in de ontwikkelingsfasen van de verandering.

We weten het immers wel, als volwassenen: als het niet goed met ons gaat, als we uit het lood geslagen, verdrietig, verward, onzeker zijn, willen we dat andere mensen zich om ons bekommeren, vriendelijk tegen ons zijn, ons opmerken en ons betekenis toekennen.

Maar zelf ben je er misschien heel snel toe geneigd om je af te sluiten van de wereld als het niet goed met je gaat. Je vindt jezelf afschuwelijk en bent ervan overtuigd dat er niemand is die jou aardig vindt, aangezien jij jezelf niet eens aardig vindt...

Kinderen kunnen bijvoorbeeld nog tot ver in hun tienerjaren de wens blijven uiten dat er iemand thuis is wanneer zij uit school komen.

Ze zijn op zoek naar de ontmoeting.