Ouders Online
Archief
Offline gelezen - Ruimte voor ouders! (voorpublicatie)

18 februari 2013

In haar boek 'Ruimte voor ouders!' maakt Martine Borgdorff korte metten met de mythe van het falende ouderschap. Kunnen ouders niet meer opvoeden? Natuurlijk wel! Een voorpublicatie.

Voorpublicatie uit:

Ruimte voor ouders!
door: Martine Borgdorff
uitg.: SWP, 2013
ISBN 9789088500930
ruimtevoorouders.swpbook.com
 


Wat kinderen nodig hebben

door Martine Borgdorff

Laten we nog eens in de feiten duiken. Wetenschappelijk onderzoek leert ons vandaag de dag meer over kinderen dan ooit tevoren. Ouders hebben veel aan die kennis, bijvoorbeeld over hoe kinderen zelf de eisen van ons moderne dagelijks leven ondergaan.

Zo weten we sinds kort dat baby's stress kunnen ervaren in de kinderopvang. Veel van de kennis over kinderen concentreert zich op het begin van het kinderleven: de hechting. Lees wat de website van het Nederlands Jeugd Instituut daar over zegt (voor de leesbaarheid zijn de literatuurverwijzingen weggelaten):

'De eerste band tussen ouders en kind ontstaat doordat de ouders het kind veiligheid en geborgenheid geven. De basis voor de theorie over gehechtheid is gelegd door Bowlby en Ainsworth. Bowlby stelde in 1969: "Kinderen zijn biologisch voorbestemd om hun ouders te gebruiken als een veilige plaats voor geborgenheid en veiligheid als ze overprikkeld zijn, en als een veilige basis vanwaar ze de wereld kunnen verkennen".

In de eerste levensmaanden van het kind ontwikkelt de ouder deze band door de behoeften van het kind aan te voelen en door consequent en duidelijk in te spelen op de signalen die het kind geeft. Het opbouwen van een veilige hechting is erg belangrijk. Een onveilige hechting kan op latere leeftijd leiden tot internaliserende problemen, zoals angst en depressie, en externaliserende problemen, zoals agressief en antisociaal gedrag.

Het hechten van een kind vindt in een doorlopende lijn plaats. Na zes maanden herkent het kind zijn ouders als zijn verzorgers. In de twee jaren daarna wordt de hechting bestendigd. Na deze periode is het moeilijk om een onveilige hechting te herstellen.

Als een ouder het kind niet goed aanvoelt of het kind wisselende signalen geeft, zal het kind zich ambivalent gaan hechten. Het kind zoekt dan nog steeds naar veiligheid en geborgenheid bij de ouder, maar zal het ook vaak weer afwijzen. Het kind is moeilijk te troosten en kan als peuter apathisch of ongehoorzaam worden.

Wanneer het kind totaal geen vertrouwen heeft in de ouders ontstaat er een onveilig afwijzende hechting. Die blijkt op den duur het slechtst voor het kind. Bij onveilig afwijzende hechting wijzen baby's het troostgedrag van hun ouders af en geven ze vaker affectie aan vreemden. Ook wordt het kind oppervlakkig, ongedurig en prikkelbaar.

Tot slot wordt nog de onveilig gedesorganiseerde hechting onderscheiden. Dat is de meest negatieve vorm van hechting. Deze kinderen hebben geen manier of vorm kunnen vinden om zichzelf te hechten. Deze onveilige hechtingsvorming leidt uiteindelijk ook tot de meeste problemen.' (Bron: www.NJi.nl)

Het is dus belangrijk dat een kind in de eerste levensjaren de gelegenheid krijgt om zich te hechten aan zijn ouders. Om heel eerlijk te zijn: ik wist als argeloze ouder niet dat het zó belangrijk is. Vooral het eerste jaar is het kunnen hechten voor een kind cruciaal. Verloopt dat proces niet goed, dan liggen grote emotionele en gedragsproblemen in de toekomst op de loer.

Als je het zo verwoordt lijkt het misschien alsof hechting eenrichtingsverkeer is, een proces dat uitgaat van het kind, maar niets is minder waar. Het is een wisselwerking. De ouders zorgen voor een veilige en vertrouwde basis door in te spelen op wat hun kind nodig heeft en de signalen van hun baby op te vangen. Het kind op zijn beurt is zo in de gelegenheid om de wereld te gaan verkennen. Over de meest basale dingen (eten, troost) hoeft hij zich immers geen zorgen te maken.

Werk aan de winkel dus voor ouders en kind, in dat eerste levensjaar. En om beschikbaar te zijn voor je baby, moet je de gelegenheid hebben om er ook daadwerkelijk te zijn. Mede daarom bieden ons omringende landen ruimhartig verlofregelingen aan ouders van jonge baby's.

In Nederland komen zulke verlofregelingen niet van de grond omdat ze te duur zouden zijn. En daarmee wordt helaas makkelijk voorbijgegaan aan de winst die op termijn kan worden geboekt met een rustige start voor ouder en kind.

Hoogleraar klinisch psychologie Jan Derksen legt in een interview met Intermediair (19 maart 2008) precies uit wat het 'Hollandse probleem' in dit geval is. Het fragment is een prachtige illustratie van onze manier van denken - de dikgedrukte vragen zijn van de interviewer.

'In het eerste levensjaar wordt de hechtingsrelatie opgebouwd, die cruciaal is voor de ontwikkeling van een basaal gevoel van veiligheid, voor een adequate emotieregulatie en voor de opbouw van krachtige cognitieve functies, inclusief een hoge intelligentie.

Een gezonde hechting is de basis voor alles: zorgt voor een gerichtheid op de ander, legt de basis voor het geweten en voor respect voor anderen. Daarna breekt de narcistische fase aan: het kind ervaart zichzelf als het middelpunt van de wereld, de koning van het heelal. Het is aan de ouders om die fase in goede banen te leiden door het kind optimaal te frustreren.'

Pardon? 'Zij moeten het optimum zoeken in wat een kind aan frustratie aankan. Valt een kind van drie over een stoeptegel, dan moet je niet het kind de schuld geven en ook niet de stoeptegel. De ideale reactie zou zijn: ach, je hebt ook nog zulke korte beentjes. Je moet nog een beetje groeien en goed naar de straat kijken als je loopt. En het is ook wel een stomme stoeptegel.'

Wat gaat er in Nederland nu mis in de eerste vier jaar? '(...) We zouden hier weer wat meer aandacht moeten hebben voor de periode waarin de hechting plaatsvindt. Het is belangrijk dat de verzorging van het kind in het eerste jaar over niet al te veel personen verdeeld wordt, want dan raakt die hechting te verdund. Zweden lijkt dat nu begrepen te hebben, ze hebben een bevallingsverlof van anderhalf jaar ingevoerd.'

Stel dat een vrouw twee kinderen krijgt. Dat gaat toch een verschrikkelijk gatenkaas-cv opleveren met zo'n lang verlof? Daar zit een vrouw toch niet op te wachten? (Veert op.) 'Dat is nu precíes een voorbeeld waarin het eigen belang boven het belang van de ander gesteld wordt. We moeten bovendien echt van het idee af dat er iets mis is met een gatenkaas-cv.'

Het is de realiteit dat werkgevers daar anders over denken. Praat u moeders geen schuldgevoel aan met deze boodschap; het eerste jaar thuisblijven is beter?'Is dat dan een reden om het ook maar niet meer te zeggen? Er bestaat in Nederland een vreemd contrast tussen de belangstelling voor psychologische onderwerpen en het toepassen van die kennis.

Mentaal kapitaal vinden we heel belangrijk. Over hechtingsprocessen bestaat heel veel kennis. Waarom passen we die kennis niet toe? Je kunt daar toch bewust mee omgaan? Ik zeg niet dat je een kind niet naar een crèche moet doen; we weten dat de crèche goed is voor de sociaal-emotionele ontwikkeling.

Maar het gaat wel om de mate waarin je een beroep doet op de crèche. Als je ouders een lang verlof geeft, geef je ze een andere mindset mee: je bent er nu in de eerste plaats voor het kind.' (Intermediair, interview door Cathalijne Boland, 19 maart 2008).

Psycholoog Jan Derksen verwoordt het mooi en glashelder. Er ligt een taak voor de samenleving: geef ouders een andere manier van denken mee, durf te kiezen voor die belangrijke eerste tijd met je kind.

Jan Willems, de eerste en enige Nederlandse hoogleraar Rechten van het kind, stelt het nóg duidelijker:

'Veilige gehechtheid is een mensenrecht. Een basaal recht voor alle kinderen. We weten inmiddels zo goed hoe belangrijk dat eerste levensjaar is.

Een derde van alle kinderen in de wereld is niet veilig gehecht, vaak gaat dat over van ouder op ouder en dus op generaties kinderen, met alle akelige gevolgen van dien. Terwijl je ouders heel goed kunt begeleiden om ervoor te zorgen dat hun kind veilig hecht. Niet door professionals van bovenaf te laten vertellen hoe het moet, maar door ouders zelf als professionals te benaderen. Door met ze in gesprek te gaan.

Niet alle ouders kunnen van nature bieden wat een kind nodig heeft. Als dat wel zo was, bestonden gehechtheidsproblemen niet meer. Zulke ouders moet je niet even komen vertellen hoe het moet, nee, die ouders hebben recht op begeleiding. Zoals hun kind recht heeft op een veilige hechting. Dat moet je als samenleving faciliteren, bijvoorbeeld met een ouderschapscursus en passende verlofregelingen. Helaas is er in Nederland een sterke traditie van niet mee bemoeien.

We weten heel veel over de vroege ontwikkeling van kinderen, maar ouders moeten naar die kennis zelf op zoek. En de professionals die er zijn om ouders te ondersteunen in de opvoeding, beschikken in veel gevallen zelf ook nauwelijks over kennis. Nee, Nederland loopt niet bepaald voorop, en dan zeg ik het nog héél voorzichtig.'

Martine Borgdorff
p/a [email protected]