Ben jij eigenlijk voorbereid op het ouderschap en je baby? Dit kun je doen

2 oktober 2009 door Aleid Grijpma

Wat betekent een hechtingsstoornis? (7½ jr)

Mijn dochter van 7½ heeft mogelijk een hechtingsstoornis (volgens de behandelende hulpverleners). Kan er ook sprake zijn van een hechtingsstoornis met de vader? Ik vraag dat omdat ik sinds haar geboorte bij haar ben en voor haar zorg. Ook was ik heel blij met haar komst en in principe hebben we het heel fijn met elkaar. Ze praat over alles met mij en we knuffelen veel.

Haar vader en ik zijn uit elkaar gegaan toen zij 6 maanden oud was. Ze was niet "gepland" en haar vader was niet alleen maar blij met haar komst. Het eerste jaar na de breuk zag hij haar twee à drie keer per week. De twee jaren daarna één keer per week (ze bleef op gegeven moment een nachtje slapen) en daarna eens per twee weken. Sinds ca. 10 maanden geleden kan zij hem helemaal niet meer zien vanwege een incident in zijn huis, waar de politie aan te pas moest komen. Ik heb het vermoeden dat dit alles te maken heeft met zijn eigen – onverwerkte – jeugd, die heel traumatisch was.

Mijn dochter is nu ter observatie opgenomen in een kinderpsychiatrische kliniek. Hun mening is – net als die van de GGZ – dat zij vermoedelijk een hechtingsstoornis heeft. Dit uitte zich in het vernielen van eigen spullen (sinds ze 4½ jaar oud was), het afknippen van haar haren (vanaf ca. 6 jaar) en het fysiek attaqueren van mijn huidige man, haar stiefvader dus. (We zijn sinds zes jaar samen en leerden elkaar kennen een jaar nadat haar vader en ik uit elkaar waren).

We hebben samen nog een dochtertje van 3 (waar mijn dochter heel dol op is) en hij heeft nog een dochter van 12 uit een eerdere relatie, in co-ouderschap.

De GGZ denkt ook dat mijn dochter niet alleen primair, maar mogelijk ook secundair getraumatiseerd is door de moeilijke relaties van mijn ex. Hij heeft intussen de tweede vriendin en in beide relaties was veel ruzie volgens mijn dochter.

In de literatuur vind ik bijna alleen maar informatie over mislukte hechting met de moeder. Maar hoe zit dat met de hechting tussen het kind en de vader?

Antwoord

Inderdaad wordt er in de literatuur vaker gesproken over een moeizame hechting tussen een kind en de moeder, omdat zij toch vaak de persoon is die zich in de eerste levensjaren het meest bemoeit met de zorg voor het kind, zeker in de eerste maanden. En juist de eerste twaalf maanden zijn cruciaal bij de hechting. Waarmee natuurlijk niet gezegd is dat er ook andere personen kunnen zijn dan de moeder, waarmee de baby een band kan opbouwen.

Op uw specifieke situatie kan ik helaas niet ingaan, omdat er zóveel factoren een rol spelen bij de totstandkoming van hechting, dat ik veel meer van uw dochter en uw situatie zou moeten weten om daar iets over te kunnen zeggen. Ik moet dus volstaan met een algemene uitleg over hechting. Hopelijk kunt u daar zelf de nodige aanknopingspunten in vinden voor uw eigen situatie. Let daarbij vooral op het gegeven dat hechting al zeer vroeg tot stand komt, dus ga eens na hoe dat destijds bij u en uw dochter gegaan is.

Wat is een hechtingsstoornis?

De DSM IV – het diagnostische systeem dat we in de psychiatrie hanteren – zegt dat er sprake is van een (reactieve) hechtingsstoornis als je bij een kind blijvende afwijkingen in het patroon van sociale relaties ziet.

Achter zo'n simpel zinnetje gaat een wereld van betekenissen schuil:

  • 'blijvend' betekent dat het niet tijdelijk is;
  • 'afwijkingen in het patroon' betekent dat het kind zich structureel anders gedraagt dan normaal. Dat kan zowel de ene kant (contact vermijdend) als de andere kant (te veel contact zoekend) op gaan;
  • 'sociale relaties' is een meervoud. Het gaat dus om gestoorde relaties met meerdere personen (en niet alleen de vader of alleen de moeder).

Zo kan een kind dat voortdurend op de schoot van onbekende mensen wil kruipen heel goed een hechtingsstoornis hebben. (Niet dat dat altijd het geval is, maar het kan.) We spreken dan van 'het ontremde type'.

Er wordt onderscheid gemaakt tussen twee varianten:

  • het geremde type, waarbij kinderen contact vermijden, terugtrekkend gedrag vertonen, en wisselende emotionele reacties hebben;
  • het ontremde type, waarbij kinderen aanklampend gedrag vertonen, alsmaar aandacht zoeken, en grenzeloos kunnen zijn in het aangaan van relaties.

In essentie gaat het om een verstoorde manier waarop het kind relaties aangaat met anderen (andere volwassenen of andere kinderen). Wat het kind voorheen heeft meegemaakt, doet er niet toe.

Veilige hechting

Tegenover de hechtingsstoornis staat de 'veilige-gehechtheidrelatie'. Veilige hechting – of normale hechting – is: een duurzame band tussen het kind en zijn verzorger of verzorgers (wat dus meestal de moeder zal zijn).

Die band ontstaat als volgt:

  • Al vanaf de geboorte is een baby gericht op menselijke stimulatie, en is hij afhankelijk van verzorging. Ook omgekeerd zijn ouders erg gericht op hun baby en zijn behoeften, en reageren zij daarop. Bijvoorbeeld als hij huilt.
  • Vanaf ca. 6 weken reageert een baby op sociaal gedrag van de mensen in zijn omgeving, bijvoorbeeld door te gaan lachen. Hij maakt dan nog geen onderscheid tussen verschillende mensen.
  • Vanaf ca. 5 maanden gaat een baby zich specifiek richten op de moeder (of iemand anders die als vaste verzorger fungeert).
  • Van 8 tot 12 maanden zie je een toenemend initiatief in het contact naar de verzorger, en ontstaat de angst voor vreemden.

Kortom: veilige hechting is het resultaat van talloze uren van interactie tussen het kind en zijn verzorger(s), al in het eerste levensjaar.

Behoefte aan veiligheid

Veilige hechting zie je vooral heel duidelijk op de momenten (of in de periodes) dat het kind behoefte heeft aan veiligheid. Bijvoorbeeld:

  • in vreemde situaties;
  • bij angst, verdriet of pijn.

Het kind richt zich dan het liefst op zijn verzorger, en blijft graag in zijn of haar buurt. Dit soort hechtingsgedrag zie je tot ongeveer 1½ jaar. Daarna gaat een kind zich verder individueren, zoals dat heet. Het kind gaat dan meer op onderzoek uit, en leert beseffen hij een apart persoon is, met eigen behoeften en wensen. Gaandeweg komen kinderen dan steeds meer los van hun verzorger(s).

Verwaarlozing en mishandeling

Soms komt de interactie met de verzorger(s) niet goed tot stand. Dat kan onder andere gebeuren bij:

  • verwaarlozing;
  • mishandeling;
  • trauma's;
  • een verzorger die niet voldoende beschikbaar is geweest;
  • of veel wisselende verzorgers.

Dat zie je dan vaak terug in het gedrag van het kind, meestal zeer vroeg in zijn ontwikkeling. Het kan bijvoorbeeld gaan om:

  • zeer terughoudend reageren;
  • geen steun zoeken bij angst;
  • pijn voelen, of zeer heftig reageren.

Blijft dit een langdurig patroon, dan kan het zich ontwikkelen tot een hechtingsstoornis.

Overigens zie je ook vaak dat als ouder zelf problemen hebben gehad met hun eigen hechting, het voor hen vaak ook moeilijker is om een goede gehechtheids-relatie met hun eigen kinderen op te bouwen. Let op: dit geldt zeker niet voor ieder ouder, maar je ziet het wel vaker.

Ik wens u en uw dochter veel sterkte!