Ouders Online
Archief
Onderwijs - Het kiezen van een basisschool

Je kind is nog maar net uit de luiers, of de keuze van een basisschool dient zich al aan. Bij 2½ jaar moet je je gaan oriënteren en inschrijven, op zijn 4e gaat je kind naar groep 1.

Zeker bij het eerste kind kun je dan het gevoel krijgen dat je door de bomen het bos niet meer ziet. Kies je gewoon voor 'de school om de hoek', of verdiep je je in alle soorten basisonderwijs die er zijn? Marcella Bremer, freelance journalist te Leiden, helpt u op weg. Het artikel besluit met twee handige overzichten en reacties van lezers.

Inhoud van deze pagina:

  • Wat valt er te kiezen?
  • Praktijk-ervaringen
  • Overzicht schooltypen
  • Checklist: waar kun je op letten?
  • Reacties van lezers

    Wat valt er te kiezen?

    door Marcella Bremer

    De keuze voor een basisschool is belangrijk, dat ervaren alle ouders. De school vervult immers een belangrijke rol in de opvoeding en ontwikkeling van je kind. Maar hoe kies je een school? En waaruit kun je eigenlijk kiezen?

    Traditioneel is er de verdeling tussen openbare en bijzondere scholen. Van de ruim 7.000 basisscholen is eenderde openbaar en tweederde bijzonder.

    Het merendeel van het bijzonder onderwijs is gebaseerd op een kerkelijke gezindte, zoals rooms-katholieke, protestants-christelijke, islamitische, joodse of hindoestaanse scholen. Daarnaast zijn er bijzonder-neutrale scholen, die zich onderscheiden door een 'vernieuwende' onderwijsmethode. Dat zijn de Montessori-, Dalton-, Jenaplan-, Freinet- en Vrije scholen.

    Bijzondere scholen mogen op grond van hun eigen identiteit kinderen weigeren. Openbare (staats-)scholen mogen dat alleen als ze vol zijn.

    Scholen met persoonlijkheid
    Vroeger was die indeling in openbaar en bijzonder onderwijs duidelijk, maar de grenzen vervagen. Veel openbare scholen geven godsdienstlessen en steeds meer confessionele scholen stellen zich open voor 'niet-kerkelijke' kinderen. Dat geldt vooral voor rooms-katholieke scholen. Over het algemeen houden protestants-christelijke scholen meer vast aan hun christelijke identiteit. Als je dus wilt dat je kind drie maal per dag bidt op school, moet je daar expliciet naar vragen. Want dat is niet altijd meer vanzelfsprekend bij een christelijke school.

    Ook het 'gewone' klassikale onderwijs dat de meeste ouders vroeger hebben gehad, is niet langer de standaard. Bijna alle 'gewone' scholen hebben leentjebuur gespeeld bij de onderwijsvernieuwers van dertig jaar geleden die van een bepaalde leermethode uitgaan.

    In het 'oude' klassikale systeem krijgen alle kinderen tegelijk dezelfde leerstof, afgestemd op het gemiddelde niveau van de klas. Deze methode is vooral gericht op kennis en houdt geen rekening met verschillen tussen kinderen: niet iedereen leert in hetzelfde tempo of heeft hetzelfde temperament. De bedenkers van de 'alternatieve' leermethoden gaan uit van het kind, dat zich moet kunnen ontplooien en zich niet alleen intellectueel, maar ook sociaal en emotioneel moet ontwikkelen.

    Deze 'vernieuwers' hebben een grote invloed gehad op de 'gewone' school. Ook elders vind je nu Montessori-materiaal, kringgesprekken en aanschouwelijk onderwijs. Dat kwam ook door de Wet op het basisonderwijs van 1985, die bepaalde dat scholen hun onderwijs moeten afstemmen op het individuele kind.

    Als je dus wilt weten hoe klassikaal of hoe individueel een school les geeft, zul je het de schoolleiding moeten vragen. Want dat blijkt niet vanzelf uit het schooltype.

    Om het ingewikkeld te maken, zijn er bijvoorbeeld ook christelijke Freinet-scholen of rooms-katholieke Montessori-scholen. Eigenlijk heeft alleen de Vrije School behalve een eigen leermethode, ook een aparte levensbeschouwing.

    Het lijkt wel of de 'persoonlijkheid' van de individuele school, en niet de traditionele indeling, het belangrijkste is. Dan praat je over de mix van leermethoden, leerkrachten, leerlingen en het schoolgebouw: de sfeer.

    Kijk naar jezelf en naar je kind
    Meeke Rietberg is onderwijsvoorlichter bij het Servicepunt Schoolkeuze in Rotterdam. Zij heeft de ervaring dat ouders vooral op sfeer kiezen. "Het is belangrijk hoe de docenten en het schoolgebouw overkomen. Hoe de kinderen er spelen, of het schoolplein gezellig is: dat soort dingen."

    Veel ouders vinden de kwaliteit van het onderwijs het belangrijkste. Maar ook de afstand van school tot huis en de al dan niet religieuze inslag spelen mee in de keuze.

    Meeke Rietberg: "Maar wat is kwaliteit van onderwijs? Je ziet dat de sfeer vaak de doorslag geeft. Als alles er goed uitziet, zal het onderwijs ook wel goed zijn. Ik zie dat weinig ouders zich intensief in het schoolplan verdiepen."

    "Bij schoolkeuze kijk je naar jezelf (welke opvoeding geef je) én naar je kind. Eigenlijk zou je voor ieder kind opnieuw moeten kiezen, want niemand is precies hetzelfde."

    Wat vind je zelf bijvoorbeeld het belangrijkste? Parate kennis of creatieve en sociale vaardigheden? Ben je streng of soepel als ouder? En hoe is je kind? Wie zelfstandig is, gedijt misschien beter bij een individuele aanpak, terwijl kleine sloddervosjes misschien meer structuur vinden in een klassikaal systeem. De 'juiste' school past bij je kind en bij de opvoeding die je geeft.

    Toetsen en kwaliteit
    Wat is goed onderwijs? Behalve om kennis gaat het ook om creativiteit, motoriek, sociale en emotionele ontwikkeling. De discussie over wat en hoe kinderen zouden moeten leren, blijft. De overheid heeft kerndoelen geformuleerd die richting geven aan de kennis die kinderen moeten opdoen, maar ook aan sociale en andere vaardigheden.

    Om de kwaliteit van scholen beter te waarborgen, moet iedere school een schoolplan hebben, waarin de visie op onderwijs en ontwikkeling is vastgelegd. Voor ouders is er de schoolgids, die de visie en de resultaten van de school weergeeft. Iedere school heeft een pest-protocol om pesten te bestrijden, en een leerlingvolgsysteem, om kinderen met een achterstand of voorsprong goed te kunnen begeleiden. De onderwijsinspectie controleert dit allemaal en adviseert de scholen.

    Uit het PRIMA-cohortonderzoek van 1996 onder achthonderd scholen blijkt dat er toch grote verschillen zijn tussen basisscholen. Na groep 3 liggen de snelste scholen soms een jaar in lesstof voor op de traagste. Dat komt vooral doordat ouders van een bepaalde sociaal-culturele afkomst hun kinderen naar dezelfde scholen sturen. Simpel gezegd halen 'blanke' elite-scholen betere scores dan 'allochtone' scholen in achterstandswijken.

    De bekende Cito-toets is een middel om te meten hoe kinderen presteren. Er is veel kritiek op, omdat deze test alleen de parate kennis van rekenen en taal meet. Toch geeft een toets een indruk van de leerprestaties. Zelfs de 'onderwijsvernieuwers', die uit principe vaak tegen cijfers, rapporten en toetsen zijn omdat ze alleen het kennis-aspect meten, neigen steeds vaker tot het afnemen van testen. Dat komt mede door de kritiek dat kinderen bij deze alternatieve leermethoden niet altijd genoeg leren: er is soms een achterstand in parate kennis, hoewel vaak blijkt dat bijvoorbeeld Montessori- of Vrije Schoolkinderen dat door een zelfstandige werkhouding snel bijspijkeren.

    Voor twijfelende ouders zijn er gelukkig wel een paar objectiveerbare factoren die de onderwijskwaliteit beïnvloeden. Niet de grootte van de school is relevant, maar die van de klas: hoe kleiner, hoe beter. Want dan krijgt je kind immers meer individuele aandacht. Ook de leerkracht is heel belangrijk. Die moet de lesstof systematisch en in kleine stapjes aanbieden, zoveel mogelijk op maat voor je kind, dus niet te klassikaal. Ook nieuwere lesmethoden, ontworpen volgens de laatste pedagogische inzichten, geven betere resultaten dan leerboekjes van twintig jaar geleden. Dat zijn dus punten waar je bij scholen op kunt letten, naast de sfeer, die niet voor niets één van de belangrijkste keuzemotieven is.


    Praktijk-ervaringen

    1. Hij bloeide helemaal op
    Mariët, moeder van Michiel (19), Barbara (17) en Frank (13): "Michiel was een verlegen kind, dus wilden we zijn sociale vaardigheden stimuleren. We kozen een school met een eigen onderwijsmethode; een combinatie van Jenaplan, Montessori en Vrije School. Ze doen daar veel aan kringgesprekken en creatieve dingen. Maar Michiel vond het vreselijk, het paste echt niet bij hem. Dus deden we hem op een gewone openbare school met klassikaal onderwijs: daar bloeide hij helemaal op. Gewoon rekenen en lezen en schrijven vond hij heerlijk."

    Mariëts jongste kinderen zijn hoogbegaafd, zo bleek al vroeg. Voor hen koos Mariët juist wel de vernieuwingsschool. "In een klassikaal systeem kunnen dit soort kinderen juist geen kant op. Nu konden ze lekker in hun eigen tempo werken. Barbara en Frank waren daar helemaal op hun plaats."

    2. Onderwijs met lijf, hart en ziel
    "Ik vind het kunstzinnige heel belangrijk." Willemien Klinkhamer, moeder van Luuk (3) kiest vol overtuiging voor de Vrije School. "Het hele wezen wordt bij het onderwijs betrokken. Denken, voelen en willen loopt door alle vakken heen; het is niet alleen het hoofd dat aan bod komt." De Vrije School spreekt Willemien aan en ze denkt dat het ook bij Luuk past. "Kinderen hoeven nog niets te presteren op de kleuterschool, het spel staat daar nog centraal. Ze kijken naar de eigenheid van het kind en respecteren zijn eigen tempo, ondanks dat het onderwijs meer klassikaal is."

    Het religieuze, het leven met de jaarfeesten, de natuurlijke materialen, het respect voor mensen en natuur, en het duidelijke dagritme waardoor kinderen heel goed weten waar ze aan toe zijn: het zijn allemaal pluspunten, vindt Willemien. "Dus hebben we het halen en brengen er wel voor over, want de Vrije School zit niet dichtbij."

    3. Een school die goed bekend staat in de buurt
    Voor Frits (3) denkt mama Brigitte van Elburg aan een grote openbare school met negen kleuterklassen. "De school staat heel goed bekend in de buurt: hij maakt een goed georganiseerde indruk en er heerst een leuke sfeer voor kinderen. Bovendien is het vlakbij en is er een continu-rooster, waarbij alle kinderen op school overblijven om te lunchen." Dat zijn Brigittes belangrijkste overwegingen.

    "En de directeur kwam goed over bij de kennismaking. Daarnaast heeft een grote school veel voorzieningen, zoals een goed zorgteam voor kinderen die beneden en boven de maat presteren, terwijl de klassen maximaal 29 kinderen hebben." De school geeft klassikaal onderwijs, afgestemd op het gemiddelde niveau van de klas en 'scoort' goed: 75% van de kinderen stroomt door naar het gymnasium. "Maar dat komt ook door het niveau van de buurtkinderen, dat gaf de directeur ruiterlijk toe."


    Overzicht schooltypen

    Zoals gezegd zijn er naast 'gewone scholen' (openbaar onderwijs) ook 'bijzondere scholen'. De bijzondere scholen kunnen verdeeld worden in: kerkelijke scholen en neutrale scholen. Hieronder volgt een overzicht van de neutrale bijzondere scholen.

    Let op: bijzonder onderwijs (zie onder) is iets anders dan 'speciaal onderwijs'. Het speciaal onderwijs is bedoeld voor kinderen die speciale begeleiding behoeven, zoals dove kinderen, of kinderen met gedragsproblemen.

    Montessori-onderwijs
    Maria Montessori ging ervan uit dat ieder kind een 'gevoelige' periode heeft: dan leren ze bepaalde dingen het makkelijkst. Ze ontwikkelde speciaal materiaal waarbij de zintuiglijke ervaring voorop staat, zoals cijfers van schuurpapier. Ieder kind werkt zelfstandig of in een groepje, onder het motto 'Help mij het zelf te doen'.

    Kinderen met verschillende leeftijden zitten bij elkaar. Iedereen is met iets anders bezig. Kinderen kiezen zelf wat ze gaan doen, maar de leerkracht begeleidt ze wel. Sociale vaardigheden, samenwerken en zelfstandigheid zijn heel belangrijk.

    Jenaplan-onderwijs
    Ook op Jenaplan-scholen zitten kinderen van verschillende leeftijden bij elkaar in de klas. Peter Petersen, grondlegger van deze methode, wilde zo veel mogelijk verscheidenheid binnen de 'stamgroep', die drie jaar bij elkaar blijft. De nadruk ligt op inzicht, verbanden leggen en het vormen van een eigen mening. Er is een ritmische afwisseling van spelen, leren, het kringgesprek en vieren. Hier ontstond het inmiddels populaire kringgesprek en het vak 'wereld-oriëntatie'.

    Dalton-onderwijs
    Bij de Dalton-methode, ontwikkeld door Helen Parkhurst, staat 'de taak' centraal. Het is een afspraak tussen leerkracht en leerling over wat er moet worden gedaan. De kinderen mogen zelf bepalen wanneer en met wie ze eraan willen werken. Er zijn kerntaken die iedereen moet doen, herhalingstaken voor wie het moeilijk vindt, en verrijkingstaken voor snellere leerlingen. Zo kan het onderwijs echt op ieders talenten worden aangepast.

    Vrijheid, zelfstandigheid en samenwerking zijn ook hier belangrijk. Het 'strenge' element van afspraken maken, spreekt ook meer 'traditionele' ouders aan.

    Freinet-onderwijs
    Célestin Freinet oordeelde dat leerlingen, leerkrachten en ouders samen de baas moeten zijn. Een leerkracht die de lakens uitdeelt, kweekt passieve kinderen, die later passieve volwassenen worden. Kinderen moeten kritisch naar de wereld kijken en hun lot in eigen hand nemen. De school als een soort 'kinder-zelforganisatie'.

    Belangrijk uitgangspunt is de 'vrije tekst', waarin het kind opschrijft wat hem of haar bezighoudt. Die vormt de basis voor het onderwijs; van lezen en rekenen tot kennis van de natuur. Dat vraagt behoorlijk wat creativiteit van de leraar. De kinderen werken zoveel mogelijk zelfstandig.

    Vrije scholen
    De Vrije school (in België: Steiner-school) is gebaseerd op de antroposofie van Rudolf Steiner, met als uitgangspunt dat ieder mens op aarde reïncarneert en zijn eigen weg zoekt. Aan ouders en leerkrachten de taak het kind daarbij te helpen. De ontwikkeling verloopt in fasen van zeven jaar: eerst wil en grove motoriek, daarna gevoelsleven en fijne motoriek, en tot slot het intellect. Die volgorde is belangrijk, anders raakt de ontwikkeling verstoord.

    Het onderwijs hecht waarde aan schoonheid, creativiteit en beweging, want behalve een hoofd heeft de mens ook hart en handen. Ook de natuur en andere culturen zijn belangrijk; de mens is deel van een groter geheel.

    Het onderwijs is klassikaal, met leeftijdsgenoten. De hele basisschool hebben de kinderen dezelfde leerkracht, die de lesstof verpakt in beelden, liederen en verhalen. Er wordt niet zo veel uit boeken gewerkt.


    Checklist: waar kun je op letten?

    Marcella Bremer
    p/a [email protected]


    Reacties van lezers

    Handige gids
    Yvonne Graafsma
    8 maart 1999

    Over de keuze van een basisschool voor onze zoon (nu 4,5 jaar) hebben we bijna een jaar lang gedacht, gewikt en gewogen. Voor onszelf te laat, maar achteraf beschouwd zeer informatief en to the point vond ik: "Voor het eerst naar school maar welke?", geschreven door de journalisten Evenblij en Tabak (1988), ISBN 90 417 01087.

    Eén van de zaken in het boekje die ik van harte onderschrijf, is dat je ook goed moet kijken naar je eigen gevoel bij een school. Niet alleen het kind moet zich er thuis voelen, ook jij als ouder moet je herkennen in de sfeer. Wij hebben daarbij gelet op zaken als het enthousiasme van de leerkrachten bij de kennismaking, de mogelijkheden van ouderparticipatie, de mogelijkheden om een ochtendje mee te kunnen doen in de klas, en uiteraard de vraag of de leerstof of de leerling centraal staat op de school.

    Ook praktische aspecten als de lestijden, het aantal studiedagen in een jaar, de manier waarop ADV-dagen worden ingevuld en de wijze waarop het overblijven is geregeld, hebben we bekeken.

    Uiteindelijk hebben we gekozen voor een Jenaplanschool, op 5 minuten fietsafstand (we hebben ook een conventionele katholieke school op 5 minuten loopafstand, in de wijk). Tot op heden zijn we er erg tevreden over, onze zoon gaat met plezier naar school en hij heeft al een aantal vriendjes.

    Yvonne Graafsma


    Kanttekeningen bij gebruik Cito-toets
    Robert Scholten
    15 februari 1999

    In het artikel wordt gesteld dat de Cito-test een beeld geeft van de kwaliteit van de school. Jammer genoeg wordt niet vermeld dat er scholen zijn die specifiek oefenen op oude Cito-toetsen om een beter gemiddelde te scoren.

    Ook zijn er scholen die kinderen die "toch naar het vbo gaan" maar niet laten meedoen met de test. Aan de ouders wordt dit verkocht onder het mom dat de test voor deze leerlingen geen nut zou hebben; hun school is toch al bekend. De werkelijke reden is echter dat deze leerlingen het gemiddelde van de school te zeer omlaag trekken.

    Overigens handelen beide scholen tegen de regels van het Cito in. Het Cito stelt dat alleen allochtone leerlingen die nog te kort in Nederland zijn om de taal te kunen begrijpen niet mee hoeven te doen. En wat te denken van scholen die bij de aanmelding al leerlingen weigeren omdat verwacht wordt dat ze het onderwijs moeilijk kunnen volgen?

    Stel dat alle scholen de strijd eerlijk spelen. Kun je dan zien aan de test of een school goed is? Je zou dan ook moeten meten wat de kinderen al kunnen als ze op school komen, zodat je kunt zien wat de toegevoegde waarde is. Zolang dit niet mogelijk is, is blind varen op resultaten van de Cito-test dus volledig onzin. Bovendien is bekend dat kinderen uit bepaalde milieus van huis uit minder "bagage" mee krijgen dan in andere wijken.

    Stel dat een school erg goed is in het opvangen van kinderen met leerproblemen. Veel mensen melden hun achterstandskinderen daar aan. Bij de Cito-test scoren deze kinderen gewoonlijk laag. De school die juist zo goed was, graaft op deze manier zijn eigen graf.

    Kortom: het kiezen van een school is moeilijker dan het lijkt.

    Robert Scholten


    Tevreden leerling
    Zippora (12 jaar)
    15 februari 1999

    Hallo, Ik ben zelf een kind dat net van de basisschool komt, en in de 1e klas van het Gymnasium zit. Hiervoor zat ik op een Montessorischool. Ik zelf vond het heel leuk en mijn ouders zijn er heel tevreden over. Je leert er zelfstandig werken en samen te werken.

    Zippora (12 jaar), Nijmegen


    School om de hoek
    Roelien en Jan
    15 februari 1999

    Ik denk dat het ook heel prettig is als de school in de buurt staat, omdat de buurtkinderen ook naar die school gaan. Bij ons staat de school bijna om de hoek. Onze dochter van 5 jaar kan alleen naar school lopen met de andere kinderen. De school is een Dalton-school; het taakgericht onderwijs begint al in groep 1, het stimuleert de eigen verantwoordelijkheid, en het sluit ook heel goed aan bij het studiehuis in het voortgezet onderwijs.

    Roelien en Jan