24 oktober 2008 door Mirjam Janssen

Leer basisschoolleerlingen weer handwerken

"Leer basisschoolleerlingen weer handwerken", vindt Mirjam Janssen. "De huidige manier van knutselen past in de mentaliteit dat je nergens verstand van hoeft te hebben".

Bijna een heel schooljaar heb ik er in de 4e klas van de lagere school over gedaan om een pop te breien. Het was een pop uit één stuk. Je moest de steken en de ribbels goed tellen om de voor- en achterkant precies even groot te maken. Het was een verschrikkelijke klus. Ik liet steeds steken vallen of trok de draad zo strak aan dat ik de pen nauwelijks meer tussen de lussen kreeg. Met jaloezie zag ik de jongens naar het handenarbeidlokaal gaan waar ze zaagden en timmerden. Uiteindelijk heeft mijn oma de pop stiekem afgebreid.

Hoewel ik er niet de beste herinneringen aan heb, vind ik die ouderwetse handwerklessen achteraf heel nuttig. Op mijn 12e kon ik (min of meer) breien, haken, borduren, knopen aanzetten en kleine reparaties aan kledingstukken verrichten. En de jongens uit mijn klas konden basale dingen met hamer, zaag en soldeerbout.

Ik heb me er vaak over verwonderd dat basisscholen niet meer dit soort vaardigheden doceren. Op de school van mijn kinderen, en ik denk niet dat die een uitzondering vormt, wordt veel geknutseld aan de hand van thema's. Naast een heleboel seizoensgebonden maaksels, levert dat werkstukjes op over dromen, het milieu of dieren. En een enkele keer doen ze aan echte kunst. Dan plakken ze als Mondriaan of knippen figuurtjes uit als Matisse.

Een rondgang langs handvaardigheid-sites voor leerkrachten levert tips op voor pastahuisjes, maskers van papier-maché, stempels en sjablonen. En 'vakoverstijgend' als het even kan. Dat wil zeggen dat er gekleurd of geplakt wordt in het kader van de aardrijkskunde- of geschiedenisles.

De resultaten zijn steevast schattig. Dat komt niet doordat de kinderen zo kunstzinnig zijn, maar doordat het hele knutselproces in zóveel veilige stapjes is opgeknipt en voorgeprogrammeerd dat er weinig mis kan gaan. Waar mijn eigen generatie nog met bloed, zweet en tranen een lap moest breien, houdt 'werken met wol' tegenwoordig in dat kinderen wat sliertjes wol op de kin van een zelf geverfd poppetje plakken.

Dit soort lessen wekt het misverstand dat voor creativiteit geen vakmanschap nodig is. Het zal de kinderen vast veel zelfvertrouwen geven, maar eigenlijk presteren ze weinig. Het is alsof ze taal zonder spelling leren. Bovendien geeft het een volkomen verkeerd beeld van echte kunst. Karel Appel mag dan gezegd hebben dat hij maar wat aan rotzooide, maar wie goed kijkt weet dat het niet waar is.

Kunst maken is een vak waarvoor je veel moet oefenen en waarbij heel veel mislukt, zeker in het begin. Door eindeloos te prutsen op een lap, of te schaven aan een houten bakje, leer je de nederigheid, die het begin is van echt leren. De huidige manier van knutselen past in de mentaliteit dat je nergens verstand van hoeft te hebben. Dat het beter is om manager te zijn dan vakman.

De achterstand bij handenarbeid wordt op de middelbare school enigszins goedgemaakt tijdens het vak techniek. Maar handwerken leert vrijwel niemand meer, alleen Vrije Scholen besteden er nog aandacht aan. Waarschijnlijk is het afgeschaft als te truttig en te ongeëmancipeerd.

Toch zou het goed zijn als basisschoolleerlingen af en toe ook iets praktisch leerden, waarbij jongens en meisjes natuurlijk niet gescheiden moeten worden. Het huidige gefröbel komt alleen van pas bij het maken van Sinterklaas-surprises.

Het is bevredigend om iets te leren wat je werkelijk kunt gebruiken. En als je daarvoor te onhandig blijkt, heb je respect voor mensen die het wel kunnen, omdat je weet hoe moeilijk het is om echt iets bijzonders te maken.