3 november 2017 door Justine Pardoen

Alles over Sinterklaas

Na al het geruzie over Zwartepiet wordt het weer tijd voor Sinterklaas zelf! Wie was dat eigenlijk? Waar komt dat paard vandaan en waarom wordt er op de deur gebonsd? Wat doen die chocoladeletters en waarom wordt er zo geheimzinnig gedaan met de cadeautjes? Justine Pardoen beschrijft de Sinterklaastraditie.

Als oorsprong van het Sinterklaasfeest wordt vaak verwezen naar een bisschop van Myra (de hoofdstad van Lycië, in het huidige Turkije). Of hij werkelijk heeft bestaan is een beetje onduidelijk, omdat zijn naam niet voorkomt op de deelnemerslijst van een concilie uit zijn tijd, maar zijn overlijdensdatum is wél weer bekend (althans ongeveer), zo rond het jaar 345.

En om het nog wat ingewikkelder te maken: eigenlijk waren er twee belangrijke geestelijken, die allebei Nicolaas heetten, en die allebei uit hetzelfde klooster kwamen. Onze Sint Nicolaas aka Sinterklaas is waarschijnlijk een versmelting van deze twee Nicolazen: 'de' Nicolaas, die later bisschop van Myra werd (en rond 345 overleed) en de abt Nicolaas van Sion (overleden rond 565). Abt Nicolaas was heel goed in het uitdrijven van boze geesten (die er vroeger wat meer waren dan nu).

Beide Nicolazen hadden een bijzondere uitstraling, en hebben naar verluid veel wonderen verricht. Doordat ze beiden veel zeelieden gered hebben, en ook nog eens in dezelfde periode in december stierven, zijn hun levensverhalen tot één Sint Nicolaas-verering samengesmolten. Die verering bereikte een hoogtepunt in de Middeleeuwen: in de 8e en 9e eeuw was 'Sint Nicolaas' zo'n beetje de beroemdste heilige. Overal in Europa werd hij de beschermheer van kooplieden, zeevaarders en studenten. Hij werd zelfs de beschermheer van het Russische rijk.

5 december - 6 december

Pas later in de Middeleeuwen, in de 11e en 12e eeuw, bereikte de Nicolaas-verering ook ons land (via de handel). Zo staat er in Amsterdam een grote kerk aan het IJ, die de Nicolaaskerk werd genoemd, speciaal voor alle zeelieden die hun beschermheilige wilden kunnen vereren.

Vanaf die tijd wordt ook bij ons de sterfdag (6 december) gevierd van 'de' heilige Nicolaas. En volgens goed katholiek gebruik vindt dat plaats op de avond vóór de eigenlijke gebeurtenis, dus op de avond van 5 december. Net zoals kerstmis op kerstavond wordt gevierd, voorafgaand aan de eerste kerstdag.

Goudstukken en speculaaspoppen

Allerlei attributen zijn pas veel later toegevoegd, zoals de roe, het paard, de schoorsteen, de chocolademunten en de stoomboot. (Ja dûh, in de Middeleeuwen bestonden er nog geen stoomboten.) Van sommige attributen weten we waar ze vandaan komen, over andere wordt getwist en gespeculeerd.

Zo was de heilige Nicolaas iemand die niet alleen schipbreukelingen redde, maar ook drie meisjes, wier vader wilde dat ze in de prostitutie zouden gaan. De Sint redde ze door 's nachts stiekem goudstukken naar binnen te gooien in het huis van de vader, die vast in de schoenen van de meisjes terecht kwamen... (Vandaar misschien ook het gebruik - vanaf het eind van de 15e eeuw - om een schoen in de kerk te zetten, bij wijze van collectebus voor de armen.)

Naarmate de tijd vorderde, deed Sint Nicolaas steeds meer nuttige dingen. Hij werd bijvoorbeeld ook de heilige die je kon helpen bij het vinden van een goede huwelijkspartner. Het woord 'goedheiligman' stamt volgens sommigen dan ook af van 'goet-hylik-man', oftewel 'goede huwelijksman'. Een goede huwelijksmakelaar dus. (Mijzelf lijkt deze etymologie wat onwaarschijnlijk, maar vooruit.) De traditie om elkaar speculaaspoppen te geven zou daar vandaan komen: jonge mensen kregen een pop met de wens dat ze een goede huwelijkspartner zouden vinden en maar veel kinderen zouden krijgen.

Winterfeest

Er zijn zóveel lijntjes van ons Sinterklaasfeest naar andere verhalen, dat je er soms duizelig van wordt. We weten ook al heel lang dat allerlei kerkelijke feesten zich vermengden met heidense feesten van de Kelten en Germanen, waardoor je allerlei elementen en attributen die geen Christelijke oorsprong hebben, kunt terugvoeren op veel oudere tradities.

Zo is het niet moeilijk om de invloed van oude Keltische en Germaanse verhalen te zien in het Sinterklaasverhaal. De Germaanse god Odin (Wodan) reed bijvoorbeeld op zijn witte paard (een achtvoetige schimmel) ook over daken en bomen, en hij deelde ook geschenken uit. Odin was een wintergod: zijn feest werd gevierd tijdens de zonnewende (midwinter), het moment dat de dag het kortst is, en de nacht het langst. Nu is dat op 21 of 22 december, maar volgens de oude Romeinse kalender was dat op 25 december. Dat feest was een geschenkfeest: mensen gaven elkaar dan van alles om de winter door te komen.

De vermenging van dit feest met Kerstmis is duidelijk: vanuit het noorden (de woonplaats van Odin) komt Santa Claus nog steeds zijn geschenken brengen. Althans, in landen waar Sinterklaas niet komt.

Chocoladeletters, banketletters en Het Grote Boek

Volgens de Germanen was Odin de uitvinder van de lettertekens (de runen). Daarom werden er ook lettertekens of runen cadeau gegeven op het midwinterfeest. Vandaar onze chocoladeletters en banketletters. Ook 'Het Grote Boek' kan in die traditie gezien worden: Odin had immers alle letters in zijn bezit!

Dat chocoladeletters alle letters van het alfabet kunnen zijn, en banketletters niet (alleen de M en de S) heeft overigens een puur praktische reden. Chocola kun je in een mal gieten, terwijl je van opgerold deeg met spijsvulling alleen een slinger kunt maken. Wat het aantal mogelijke letters al flink beperkt. Daarnaast spelen ook de verpakking en het gewicht een rol. De banketletter mag niet gaan schuiven in de doos, anders breekt hij. En zoals je chocoladeletters wel dikker of dunner kunt maken om ze hetzelfde gewicht te geven (de lijnstukken van de A zijn dunner dan die van de L), zo kan dat niet of nauwelijks bij banketletters. Het deeg moet immers gelijkmatig gaar worden.

Boeman

In oude Keltische en Germaanse verhalen zat trouwens ook vaak een figuur met hoorntjes die de duivel moet voorstellen. Hij heette Satyr of Puck, later verbasterd tot Bog of Bogey. Hij vertegenwoordigt een duistere kracht die - juist in de donkere wintermaanden - verdreven moest worden. Denk aan de 'boogieman' (of boogeyman) in de Amerikaanse Halloween-verhalen. Bij ons heet hij 'boeman'.

Boemannen komen al sinds mensenheugenis voor in verhalen. Ze vertegenwoordigen krachten die moeten worden onderdrukt door er het goede tegenover te zetten. Meestal gaan die mythes over de strijd tussen je driftleven en je verstand. Zo staat tegenover de god Odin - op zijn witte paard - ook een donkere helper die uitbundig danst en sekst. Op oude rotstekeningen wordt hij al afgebeeld met een takkenbundel: de 'roe'. Die roe was een symbool van vruchtbaarheid, waarmee je macht kon uitoefenen.

De Bogey-man vertegenwoordigt dus eigenlijk de grootste angsten die je kunt hebben als mens, en je moet ze verslaan door ze onder ogen te zien. Het is een aansprekend beeld, vooral voor kinderen: zij moeten nog van al hun boemannen af. Zelfs in het moderne Harry Potter-verhaal komt een boeman voor: hij komt 's nachts, en is alleen met licht te verdrijven. Boemannen worden vaak lelijk en zwart uitgebeeld. (U voelt hem al aankomen...)

Kattenkwaad

Bij de Middeleeuwse kinderoptocht voor het feest van Sint Nicolaas was een van de kinderen verkleed als bisschop (de heilige Nicolaas). De andere kinderen droegen maskers, en waren verkleed als duivels en heksen.

Die quasi-duivels en -heksen haalden allerlei kattenkwaad uit. Omdat dat soms wat uit de hand liep, werd dat later verboden. Maar je ziet het nog terug in het feest van nu: de vrolijke dansende mensen in de optocht zijn altijd stouter dan de Sint zou willen...

Spanje

Het snoepgoed en de sinaasappels die in de 19e eeuw werden uitgedeeld bij het Sinterklaasfeest, kwamen uit het rijke Spanje. De volwassenen legden hun kinderen dus uit dat Sinterklaas minstens via Spanje had moeten reizen naar Nederland. Wat ook weer niet zo gek was, gezien zijn Rooms-katholieke achtergrond.

Van straatfeest naar thuisfeest

In de 16e eeuw veranderde het feest. In die tijd ontstond er verzet tegen de Rooms-katholieke kerk. (Denk: Luther en Calvijn.) De voorgangers van de protestantse kerken die toen ontstonden, gingen zich verzetten tegen het kinderfeest, omdat het te veel een Rooms feest zou zijn. Kinderen werden bovendien maar onnodig verwend, en aangezet tot afgoderij.

In Amsterdam werden daarom de Sinterklaasmarkten en de kinderoptocht verboden en mochten er ook geen speculaaspoppen meer worden verkocht.

Vanaf dat moment veranderde de Sint Nicolaas-viering van een straatfeest naar iets wat je min of meer stiekem thuis vierde, met de gordijnen dicht. Er werd in het geheim op deuren gebonsd, door onzichtbare handen met lekkers gestrooid, en je kreeg sintcadeaus die op een geheimzinnige manier waren bezorgd.

Op schilderijen zie je nu kinderschoentjes met snoepgoed erin, en wordt het verhaal verteld dat de cadeautjes door de schoorsteen komen omdat Sint over de daken rijdt. Hier sluipt dus de Germaanse God Odin het verhaal binnen.

Zwartepiet

Over de herkomst van Zwartepiet, als knechtje van Sinterklaas, zijn inmiddels vijf theorieën. De ideeën lopen uiteen van een uitvinding uit de 19e eeuw tot een traditie die al véél ouder is dan de slavernij. Wim Pijbes, voormalig directeur van het Rijksmuseum, claimde bijvoorbeeld dat hij een zwarte proto-Piet uit 1520 in zijn museum heeft hangen (toen er nog lang geen negers uit Afrika weggevoerd werden, maar er wel baretten en pofkleren gedragen werden).

Een handige samenvatting van al die theorieën staat op de site van Elsevier.

Maar wat de herkomst van Zwartepiet ook is: het werd een helper die namens Sinterklaas angst inboezemde: hij kon je te lijf gaan met de roe, en je meenemen in de zak naar Spanje als je stout was.

In de 20e eeuw werd Zwartepiet meer een soort clown: stout, grappig, en een beetje onhandig. De gewoonte dat Sinterklaas bij zijn intocht een hele stoet Pieten meeneemt in plaats van één, is net zo nieuw.

Kinderfeest

Een feest voor kinderen is het altijd gebleven. Aan hen vertellen we elk jaar die heerlijke onzin over de goedheiligman met zijn knecht, die cadeaus en lekkers komen brengen. Even wat vrolijkheid waarmee we de angst voor de donkere winterdagen en het duister in onszelf kunnen verdrijven. Zolang we ons maar goed gedragen...

Bron: Piet Winkelaar, Syncretisme - Over versmeltingen van mythen en riten in cultuur en religie (SWP, 2011)