Ben jij eigenlijk voorbereid op het ouderschap en je baby? Dit kun je doen

28 juni 2003 door Nell Coumans

Psychologen misbruiken hun professionele macht

Recent psychologen-congres wekt verontrusting bij ouders. In dit dossier schetsen we de recente vertrouwens-crisis tussen ouders en deskundigen. Het onderstaande artikel is een reactie van een ouder van een groot gezin op de beschuldigingen van vooraanstaande NIP-psychologen aan ouders.

De psychologen hebben heerlijk bij elkaar gezeten op een congres. Ze hebben gepraat over de problemen die ontstaan omdat ouders hun kind als het perfecte kind (willen) zien. Maar ze vergeten één ding: omdat hún ouders destijds ook ambities hadden voor hún kinderen, zijn ze geworden wie ze zijn.

Hun uitspraken liegen er niet om. Je vraagt je af waarom het hen zo stoort dat ouders het beste willen voor hun kind. Is dat eigenlijk niet de essentie van het ouderschap?

Ouders krijgen de laatste jaren steeds meer verwijten op hun bord. Ik noem enkele schreeuwende krantenkoppen: "Druk, druk, druk zit tussen de oren" (Trouw 2003-05-16). In Elsevier van enkele weken geleden lazen we dat de Nederlandse vrouw lui, dom en niet werkwillig is. Peter Cuyvers constateerde in de Nationale Jeugdlezing 2002 dan ook dat er sprake is van 'professioneel wantrouwen'.

In de berichtgeving over het psychologen-congres spreekt hoogleraar Micha de Winter over de "achterbank-generatie", en over het etiketteren van kinderen die niet voldoen aan het ideaalbeeld van hun ouders. Kinder-psychologe Martine Delfos hekelt de toename van de "modische diagnoses": hoogbegaafdheid, autisme, en ADHD.

Zouden de NIP-psychologen nu echt niet zien wat er werkelijk aan de hand is?

Efficiency

De maatschappij is de laatste decennia in snel tempo veranderd. Ons onderwijs en met name de investering van onze overheid daarin veranderden niet mee. Grootschaligheid en efficiency werden vooral in ons onderwijs toverwoorden. Om nog efficiënter (lees: zuiniger) te werken, werd de ene na de andere test of toets tevoorschijn getoverd. Viel je kind buiten zo'n test, dan had je pech.

Tegelijkertijd werd de maatregel om onderwijs op maat te krijgen steeds strenger. Er werd bezuinigd op het speciaal onderwijs: kinderen mogen weer allemaal naar het gewone basisonderwijs (Weer Samen Naar School). Prima, ware het niet dat het belang van het kind hier op de allerlaatste plaats staat.

Niet normaal meer

Niet de ouders vragen om die tests voor kinderen, onze bestuurders willen dat. Minister van der Hoeven heeft zelfs aangekondigd dat 4-jarigen voortaan getest moeten worden vóór de aanvang van het basisonderwijs. Niet omdat men zo geïnteresseerd is in het kind, maar met de instelling: "Ons ben zunig, Geen cent teveel!"

Omdat men beleid maakt op basis van symptomen (pas als er voldoende kalveren verdronken zijn, etc.) en omdat men werkt met korte-termijn doelstellingen, staat het overheidsbeleid steeds meer in het teken van het bijzondere, en dat gaat ten koste van het normale (zie uitspraken van professor C. de Hoog, hoogleraar gezinssociologie, Elsevier oktober 2002).

Misbruik van emoties

Bestuurders en deskundigen hebben een voorsprong op ouders. Als ouder begin je namelijk zonder ervaring en juist wanneer je voldoende ervaring begint te krijgen, stop je er alweer mee.

Het is echter een vergissing om de onzekerheid van ouders of hun verzoek om hulp als ondeskundigheid te bestempelen. Ouders zijn enorm kwetsbaar: als je hulp vraagt, word je afhankelijk. Deskundigen en bestuurders misbruiken de emotie van ouders, die de basis vormt van hun eigenlijke kracht om dag-in-dag-uit goed voor hun kinderen te willen zorgen, door deze uit te leggen als zwakte.

Toch halen ouders hun achterstand snel in. Want ga maar na: een deskundige of een bestuurder is dat minder dan 38 uur per week, terwijl een ouder 24 uur per dag kan oefenen in zijn rol. Deskundigen blijken steeds vaker helemaal niet zo kundig en bestuurders blijken steeds vaker helemaal zo niet betrokken. Dat is een trieste constatering.

Ouders kun je niet vervangen

Deskundigen handelen steeds minder vanuit respect voor de ouders en hun emoties. En bestuurders zijn alleen organisatorisch betrokken: hun doelen liggen eigenlijk ergens anders dan de zorg voor het gezin in onze maatschappij.

En toch hebben deskundigen en bestuurders altijd gelijk. Want als ze ongelijk hebben, worden ze vervangen door anderen met een nieuw gelijk.

Maar ouders blijven. Ouders kun je niet vervangen, in plaats daarvan kun je ze wel diskwalificeren. En dat is dus wat er op dit moment op grote schaal gebeurt.

Ouders doen het niet goed genoeg

Ouders worden neergezet als onvermogende, falende opvoeders. Ze slaan hun kinderen, maar treden te weinig daadkrachtig op tegen agressief peutergedrag en kweken daarmee crimineeltjes in de dop. Kinderen van nu worden niet meer opgevoed met oude normen en waarden. Kinderen hebben het te druk, of worden aan hun lot overgelaten. Ouders doen het niet goed genoeg, is de teneur.

Pittige uitspraken als van Midas Dekkers (die al jaren argumenten aanvoert tegen het krijgen van kinderen) en voormalig staatssecretaris Verstand (over moeders die liever thuis zitten dan zich op de arbeidsmarkt te begeven) zijn smaakmakers in de negatieve beeldvorming rond ouderschap. Ouders zijn bovendien gemakkelijk aan te vallen: het is een omvangrijke groep mensen, en nogal divers. Maar niet georganiseerd.

Publieke aanvallen

Ouders worden steeds minder kansrijk tegen dit soort publieke aanvallen. Ze werken te hard of niet hard genoeg, ze laten hun kinderen niet genoeg buitenspelen, ze willen te veel en ze doen te weinig.

Ouders kunnen eigenlijk maar twee dingen doen als antwoord op een zich steeds beter organiserend leger van bestuurders en deskundigen die met de beschuldigende vinger wijzen naar ouders. Ofwel ze trekken zich nog meer terug binnen de muren van hun eigen huis om alles zoveel mogelijk in hun eentje op te lossen, weg van het oog van bestuurders en deskundigen, óf ze organiseren zich in een belangengroep voor ouders.

Wanneer wordt er een gezinspartij opgericht?

Gezinsbeleid

Het gezin wordt genegeerd als maatschappelijke institutie: eigenlijk is er geen echt serieuze aandacht voor het gezin.

Bij 'gezinsbeleid' praat men meteen over 'risico-ouders', over meer kinderopvang of over de verdeling van zorg en arbeid, terwijl een bestuurder juist ook zou moeten nadenken vanuit een breder perspectief. Wanneer wordt ouders iets gevraagd? Wanneer wordt er in openheid geluisterd als zij vertellen wat er mis gaat en wat ze nodig hebben?

Een test voor onze hulpverleners

De afbraak van de sociale infrastructuur voor gezinnen heeft een groot gat achtergelaten dat niet opgevuld is door kinderopvang of school. Waar vroeger de buurt maatschappelijke functies vervulde (communicatie, reflectie, klankbord, advisering, etc), is nu een lege ruimte.

Daardoor hebben deskundigen en bestuurders vrij spel, niemand geeft tegengas.

Maar de prestaties van onze deskundigen en hulpverleners evenaren de prestaties van de vroegere buurt in de verste verte niet. Daarom zou ik – we hebben nu eenmaal geen staatssecretaris of minister voor gezinszaken – graag willen vragen aan minister Van der Hoeven (Onderwijs): "Voordat u nu onze kinderen nóg jonger gaat testen en toetsen, wordt het niet eens tijd voor een test voor onze hulpverleners en deskundigen, waarin ze getoetst worden op hun werkelijke deskundigheid?"