27 januari 2011 door Henk Boeke

Samen spelen - hoe doe je dat?

Kleine kinderen kunnen elkaar voortdurend dwars zitten bij het spelen. Waar komt dat gedrag vandaan, en hoe kun je er het beste mee omgaan?

Veel ouders maken zich zorgen dat hun kinderen niet goed – of helemaal niet – samen kunnen spelen. Vooral peuters en kleuters hebben eerder de neiging om elkaars blokkentoren om te schoppen, dan om behulpzaam een legosteentje aan te reiken.

Hoe komt dat? Omdat samen spelen een sociale vaardigheid is, die – zoals alle vaardigheden – gewoon geleerd moet worden. Dat kun je niet zomaar.

In dit artikel laten we zien hoe je je kinderen bij dat leerproces kunt begeleiden.

Peuters (2-4 jaar)

Peuters kunnen verbazingwekkend veel, maar er zijn ook nog talloze dingen die ze niet kunnen. Eén van die dingen is samen spelen. Dat komt doordat kleine kinderen, waaronder peuters, nog heel sterk op zichzelf gericht zijn. Ze zien zichzelf als het centrum van de wereld, en kunnen zich nog niet inleven in anderen.

Succesvol samen spelen betekent: samenwerken. En voor een succesvolle samenwerking is het nodig om je in te kunnen leven in een ander. Je moet bijvoorbeeld de behoeftes van de ander kunnen inschatten, en uit zijn gedrag kunnen afleiden wat hij wel en niet leuk vindt. Aangezien peuters dat nog niet kunnen, kunnen ze ook niet samen spelen.

Tovermiddel

De volgende vraag is natuurlijk waarom ze dan óók nog zonodig de boel moeten versjteren door torens om te donderen en boerderij-dieren in het rond te schoppen.

Het antwoord daarop is dat kleine kinderen een aantal fundamentele levensbehoeftes hebben. Naast eten en slapen is dat vooral: 'aandacht krijgen'. En reken maar dat je een hoop aandacht scoort, als je het spel van iemand anders bederft.

Vandaar dat het niet zo handig is om als ouder ál te streng en ál te vaak op te treden tegen dit gedrag. Het kind krijgt dan immers precies wat het wil, en zal vooral veel doorgaan met zijn geëtter. Dat blijkt immers het tovermiddel te zijn voor het krijgen van aandacht.

Boekenwijsheid

Maar hoe moet het dan wel? Hoe zorg je ervoor dat je kind uiteindelijk toch leert om zich sociaal en coöperatief te gedragen?

Wie de boeken erop naslaat, vindt daar ellenlange waslijsten met adviezen, die zeer verantwoord en goed getoetst zijn, maar die in de praktijk vaak moeilijk te realiseren zijn omdat het er zo véél zijn. En omdat ze de opvoeders als een soort supermensen beschouwen die aan alles tegelijk kunnen denken (en dat óók nog in de praktijk kunnen brengen).

Misschien is het gewoon het beste om je gezonde verstand te gebruiken en te vertrouwen op je intuïtie. De natuur daarbij grotendeels z'n eigen gang laten gaan, en een beetje opletten dat er geen ongelukken gebeuren, lijkt ons eigenlijk wel voldoende.

Voor degenen die het écht willen weten, geven we hieronder zo'n opsomming van adviezen om de sociale vaardigheden van je kind te trainen. (Uit: 'De peuterjaren' van Arlene Eisenberg e.a., uitgegegeven door Van Holkema & Warendorf. Een prachtig boek waar álles in staat, overigens).

  • Werk aan de eigendunk van uw kind. Kinderen moeten van zichzelf houden voor ze van anderen kunnen houden.
  • Geef het goede voorbeeld. Kinderen leren onder andere door de kunst af te kijken. Door regelmatig samen te spelen, kunt u voordoen hoe het moet. Wees daarbij niet al te lief, want in het echt is de speelpartner ook niet altijd lief en meegaand.
  • Begin met één kind. Nodig af en toe kinderen van dezelfde leeftijd uit, maar beperk u in eerste instantie tot één gast tegelijk. Dat is al moeilijk genoeg. Houd de bijeenkomst kort (maximaal een uur) en dring uw kinderen geen spelpartners op waarmee het niet klikt.
  • Nooit drie kinderen tegelijk. Zelfs wanneer uw kind al iets gewend is, wordt een driespan meestal een sociale nachtmerrie. De zwakste deelnemer zal altijd het loodje leggen.
  • Verwacht geen saamhorigheid. Denk niet dat peuters gezellig samen kunnen spelen. Het hoogst haalbare is dat ze zonder al te veel gedoe naast elkaar kunnen spelen.
  • Moedig spelletjes aan die ze samen kunnen doen. Er bestaan wel degelijk spelletjes die peuters samen kunnen doen, zoals verstoppertje, tikkertje, en allerlei balspelen. Heeft u zelf voldoende tijd en zin om mee te doen, dan kunt u denken aan zakdoekje leggen en samen koekjes bakken. Houd er wel rekening mee dat de kans op schoppen, slaan en duwen weer toeneemt, evenals dingen afpakken en trekken aan elkaars haren, maar dat hoort erbij.
  • Blijf neutraal en blijf in de buurt. Houd de boel goed in de gaten, en scheid de strijdende partijen als het echt te dol wordt. Kies daarbij nooit partij, ook al ziet u overduidelijk wie er begon. Blijf altijd kalm, en herstel zonodig de rust door ze af te leiden. Vrolijke grappen kunnen soms goed werken. ("Jullie lijken wel die twee bananen die samen in bed liggen. Zegt de ene banaan tegen de ander: 'Ga nou eens récht liggen!'")
  • Zorg dat u er niet bij betrokken raakt. Dat wil zeggen: gun de kinderen hun eigen spel (en hun eigen oorlog) en houd uw persoonlijke gevoelens erbuiten. Dwing uw kind dus niet om samen te spelen als hij daar niet voor voelt (waarbij u uw eigen frustraties over een eenzame jeugd aan het projecteren bent op uw kind) en grijp niet in omdat u zich een houding wilt geven ten opzichte van andere ouders (waarbij u eigenlijk wilt laten zien dat u zich schaamt voor het gedrag van uw kind).
  • Schakel zonodig hulptroepen in. Als u een verlegen kind heeft dat zich niet makkelijk in een groep beweegt, vraag dan aan de leidster van de crèche of de peuterspeelzaal om daar wat extra aandacht aan te besteden. Vervolgens zal de leidster zélf weer hulptroepen inschakelen, door een van de sociaal vaardiger kinderen uit de groep te vragen het verlegen kind erbij te betrekken. (Dat werkt beter dan dat de juf het zelf doet.)
  • Accepteer uw peuter gewoon zoals hij of zij is. Ieder kind is uniek en de omgeving moet dat respecteren. Dwing een kat-uit-de-boom-kijker dus niet om de eerste stap te zetten in een groepssituatie, want dat is tegen zijn natuur.
  • Let op eventuele problemen. Het accepteren en respecteren (zie boven) moet natuurlijk niet zo ver gaan dat u échte problemen negeert, zoals opvallend agressief gedrag of ziekelijke verlegenheid. Daar kunt u best aandacht aan besteden.
  • Geef voldoende gelegenheid om te oefenen. Al doende leert men. Heeft u geen groot gezin, en woont u niet in een kinderrijke buurt waar veel buiten wordt gespeeld, overweeg dan om uw kind te laten deelnemen aan speelgroepjes. Ook kunt u regelmatig naar het park en de speeltuin gaan. Een paar dagen per week naar een crèche of een peuterspeelzaal is ook nuttig.
  • Zet uw kind niet onder druk. Dwing uw kind niet om met anderen te spelen als hij dat overduidelijk niet leuk vindt. Doet u dat wel, dan is de kans op een averechts effect zeer groot.

Kleuters (4 en 5 jaar)

Kleuters hebben weliswaar al wat meer ervaring dan peuters, maar het leerproces is nog lang niet voltooid. In de groepen 1 en 2 van de basisschool wordt hier dan ook nog steeds veel aandacht aan besteed. Sterker nog: veel spelletjes die daar gespeeld worden, zijn juist bedoeld om kleuters te leren op een leuke manier met elkaar om te gaan.

Heeft u een kleuter die nog niet samen kan spelen? Heb dan gewoon geduld. En wees vooral niet bang dat uw kind zich ontwikkelt tot een machtswellusteling; hij zit gewoon nog in zijn leerproces. Misschien dat er in de bovenstaande lijst met adviezen nog tips voor u staan waarmee u het functioneren van uw kind op een positieve manier kunt begeleiden.