Check onze 10 slimme tips om geld te besparen op je volgende gezinsvakantie

28 september 2015 door Justine Pardoen

Alles over pesten

Vorige week - van 21 t/m 25 september - was het Week tegen pesten. Wat levert al die aandacht nou eigenlijk op? Geen idee. Maar wat in ieder geval wél wat oplevert, is het boek Alles over pesten van Mieke van Stigt. Het beste wat we in tijden gelezen hebben. Alles wat je moet weten staat erin. Elke zin doet ertoe. Onmisbaar voor iedereen die met kinderen te maken heeft.

Alles over pesten
door: Mieke van Stigt
uitg.: Boom, 2014
omvang: 176 pagina's
ISBN: 978 90 8953 251 0
prijs: € 24,95 (incl. gratis e-book)
Online bestellen

Op radio en tv was er de afgelopen week volop aandacht voor pesten. Met indrukwekkende verhalen, en zinnige deskundigen. Onder andere in Het Klokhuis. Ook over online pesten, met een bijdrage van Niels Baas. BNN en KRO-NCRV hadden een hele week voor jongeren, met Tim Hofman en Arie Boomsma. Met een bijdrage van Mieke van Stigt. Terugkijken: op NPO.nl.

Het waren programma's voor kinderen en jongeren, maar je zou willen dat ook volwassenen (ouders, leerkrachten, etc.) die uitzendingen (alsnog) bekijken. Alles zat erin: uitleg over wat pesten is, verhalen van kinderen, de rol van de omstanders, en tips voor wat je kunt doen. Maar omdat niet iedere volwassene naar kinderprogramma's wil kijken, bespreken we hier het enige boek dat onmisbaar is voor iedereen die met kinderen te maken heeft: Alles over pesten, van Mieke van Stigt.

Groepsprobleem

Van Stigt fileert het pestprobleem grondig. Ze laat overtuigend zien dat het een groepsprobleem is, en dat pesten vooral voorkomt in groepen waar een gebrek is aan positief leiderschap. Je zou kunnen zeggen: als in een klas gepest wordt, dan is dat een signaal dat het groepsproces niet goed verloopt, en dat verantwoordelijke volwassenen hun leidersrol niet goed oppakken. De oplossing ligt dan ook daar: bij de school, bij de leerkracht.

Het probleem begint volgens Van Stigt bij het gegeven dat kinderen verplicht bij elkaar in een groep zitten zonder natuurlijk leiderschap. Het is een onnatuurlijke situatie om kinderen bij elkaar te zetten met allemaal dezelfde leeftijd. Veel natuurlijker zijn groepsverbanden met een 'verticale' structuur: een natuurlijke hiërarchie op basis van leeftijd, waarin ouderen in de groep zien wat er gebeurt, en jongeren tot de orde roepen als dat nodig is. Ook is het onnatuurlijk dat je in een situatie zit waaruit je niet kunt weglopen. Je bent verplicht in die groep te blijven, doordat je naar school móet. Dat maakt dat pesters eindeloos kunnen doorgaan en het slachtoffer daaraan overgeleverd is. Ook dit is een reden dat school als eerste verantwoordelijk is om de veiligheid in de groep, voor alle kinderen, te waarborgen.

Wetten en protocollen

Met ingang van het huidige schooljaar (2015-2016) zijn scholen wettelijk verplicht om te zorgen voor sociale veiligheid. Ook als het gaat om pesten, met inbegrip van online pesten. Een school kan zich dus niet meer verschuilen achter het standpunt dat ze niets zien, of dat cyberpesten vooral buiten school gebeurt, of via WhatsApp, waar je er geen zicht op hebt.

Inderdaad heeft WhatsApp-gedrag een grote invloed op de groep, wat al begint op de basisschool. Daar hebben veel kinderen al een smartphone in groep 5: ongeveer 60% van alle kinderen met een smartphone gebruikt WhatsApp. Op bijna alle scholen hebben kinderen in groep 8 een WhatsApp-groep met de klas.

Wat die wettelijke verplichting gaat opleveren, moeten we nog afwachten. Scholen zouden kunnen denken dat ze er zijn met het aanstellen van een pestcoördinator en het organiseren van een themadag. Het verplichte pestprotocol heeft ook onvoldoende uitgehaald...

Rol van de leerkracht

Van Stigt heeft een boek geschreven dat je van begin tot eind op het puntje van je stoel leest. Ze is niet alleen pedagoog maar ook socioloog, en dat is te merken. De rol van de groep, maar ook de manier waarop daarbuiten, in de samenleving, omgaan met stereotypen, verwachtingen, prestatie en competitie; alles betrekt ze in haar analyse. Daarnaast vat ze elk hoofdstuk zelf kernachtig samen, gevolgd door pedagogisch steekhoudende adviezen. Voor volwassenen in verschillende rollen: school, leerkracht, ouder. Ze schrijft puntige, rake zinnen; er staat geen woord te veel.

Er is slechts één punt dat Van Stigt tot in den treure herhaalt, maar dat doet ze bewust: dat de rol van de leerkracht cruciaal is, maar tot nu toe altijd onderschat of zelfs geheel buiten beeld is gebleven. Ten onrechte.

Leerkrachten hebben niet alleen vaak verkeerde ideeën over pesten, ze zijn vaak ook de oorzaak dat pesten langdurig kan doorgaan. Door niets te doen, maar soms ook – zonder dat ze het doorhebben – door het te stimuleren. Leerkrachten vinden dat geen fijne boodschap natuurlijk; die zien ook liever dat de ouders de oorzaak zijn, of erger nog: het kind zelf. Dit blaming-the-victim zie je trouwens ook bij sommige hulpverleners, zoals blijkt uit een citaat dat Van Stigt geeft uit een psychologisch testrapport van een gepest meisje.

De gedachte dat er iets aan het gepeste kind zelf mankeert (zoals houding, gedrag, of uiterlijk), waardoor hij of zij het pispaaltje van de groep is, is hardnekkig, maar ook onjuist. Van Stigt laat dat overtuigend zien. Onder andere in het hoofdstuk over buitenbeentjes. De ellende is alleen dat leerkrachten hier vaak mee wegkomen, en dat juist deze gedachte een oplossing in de weg staat. Ze zitten liever het jaar uit met een 'lastige klas' dan dat ze de hand in eigen boezem steken.

Van Stigt pleit er dan ook voor dat in de opleiding van leerkrachten meer aandacht besteed zou moeten worden aan groepsprocessen en positief leiderschap. (Wat overigens iets anders is dan autoritair leiderschap, waarvan de laatste tijd steeds vaker gezegd wordt 'dat dat zo slecht nog niet was'. Het blijkt wél slecht te zijn. In groepen met autoritaire leiders is de onderlinge vijandigheid maar liefst 30 keer zo hoog en de agressie 8 keer zo hoog als onder democratisch leiderschap.)

Kernboodschap

Het is moeilijk om het boek samen te vatten. Je moet het zelf lezen. Maar de kernboodschap is dat pesten niet normaal is, en er ook beslist niet 'bijhoort' zoals soms gezegd wordt. Het is een uitwas (van het gevecht om de hiërarchie in een groep).

Het is wél normaal dat groepen van 'gelijken' op zoek gaan naar een hiërarchie, een pikorde, wanneer positief leiderschap uitblijft. Dat gevecht is dus normaal (het 'testen'), en dat moet in goede banen geleid worden door de leerkracht. Maar het exces (het 'pesten') is niet normaal: het is een teken dat de leerkracht zijn leidersrol niet goed uitoefent. Dat houdt in dat een groep waarin gepest wordt, voor alle kinderen onveilig is. Ook voor de pesters, en ook voor kinderen die eromheen staan.

De gedachte dat pesten bij de kindertijd hoort, is volgens Van Stigt dan ook schadelijke onzin: het kan echt anders en er is niets noodzakelijks aan. Er zijn ook klassen waarin het niet gebeurt. En iedereen is daar beter af: de slachtoffers, de pesters, en de omstanders. Want iedereen lijdt eronder als de sfeer in de groep onveilig is. Denk aan: slechtere leerresultaten, geestelijke klachten, en lichamelijke klachten. Slachtoffers lijden vaak de rest van hun leven onder een geknakt zelfbeeld, met gevolgen voor loopbaan en relatievorming, en een grotere kans op angststoornissen (ook bij de daders trouwens), depressies en zelfmoorden.

Pesten maakt je niet sterker

Van gepest worden word je niet sterker. Dat dat wel zo zou zijn hoor je vooral van mensen die zich er nooit in verdiept hebben, en er zelf niet mee te maken hebben gehad. (Waarmee A boy named Sue, dat prachtige liedje van Johnny Cash over een vader die zijn zoon bewust een meisjesnaam gaf om pesterijen uit te lokken, zodat hij stevig en weerbaar zou worden, helaas naar het rijk van de romantische fabelen verwezen moet worden.)

Het blijkt ook steeds uit onderzoek: echt niemand wordt er beter van. Nooit. Erger nog: de meeste kinderen die gebukt gaan onder pesten, krijgen niet de kans om te leren hoe je vrienden maakt.

In zulke groepen is iedereen onveilig: ook de pesters. Iedereen heeft zijn handen vol aan het bijhouden van de hiërarchie en de eigen positie in de klas. Dat kost veel tijd en energie, en weerhoudt je ervan om empathie te voelen voor anderen. Pesten is een actief proces waarin gevoelens van empathie voor het slachtoffer worden uitgeschakeld. Door het slachtoffer allerlei eigenschappen toe te dichten die hem buiten de groep plaatsen, nemen gevoelens van empathie af. Ook volwassenen overkomt dit: zij ontwikkelen ook de overtuiging dat het slachtoffer het er zelf naar gemaakt heeft. En het ergste is dat uiteindelijk de slachtoffers dit ook denken van zichzelf. En zo begint het pesten vaak weer opnieuw als ze naar een andere school verhuizen.

Signalen

Het is dus belangrijk om voortdurend te kijken naar kinderen, en hun signalen serieus te nemen. Maar je moet ook naar jezelf kijken.

Bijvoorbeeld:

  • Ben je zelf geïrriteerd door een kind?
  • Vind je dat iemand zelf 'een slachtofferrol' aanneemt?
  • Heeft een bepaald kind een bijnaam?
  • Worden er steeds grapjes gemaakt over bepaalde kinderen?
  • Zijn er kinderen die nooit worden uitgenodigd op partijtjes, en altijd alleen staan in de pauze?
  • Gaat een kind het liefst alleen om met volwassenen, of juist met jongere kinderen?
  • Is een kind vaak als laatste terug in de klas na de pauze, of wil het juist de klas niet uit als de pauze begint?
  • Wordt in de groep vaak heftig gereageerd op een bepaald kind als hij of zij een fout maakt?

Dat zijn allemaal signalen die je moet oppikken. Door niets te doen, houd je het pestprobleem in stand.

Conclusie

  • pesten hoort niet bij opgroeien, maar is een signaal van een negatief groepsproces, waardoor de groep voor alle kinderen onveilig is;
  • de school, in het bijzonder de groepsleerkracht, is verantwoordelijk voor de veiligheid van alle kinderen in een groep (hetzelfde geldt voor sportverenigingen en trainers, etc.);
  • individuele docenten kunnen veel doen, maar ze kunnen pas echt iets oplossen als er een veilig schoolklimaat is (gesteund door team, directie en bestuur). Dat vergt een voortdurende inspanning, dus niet alleen in de vorm van een themadag of themaweek;
  • ook ouders kunnen veel doen, maar zij zijn afhankelijk van school.

En tot slot: er zijn niet alleen docenten die opzij kijken, maar ook docenten die met hun handen in het haar zitten. Zij zien wel dat er van alles mis is in de groep, maar hebben geen idee hoe ze het moeten aanpakken. Zeker nu de groepsdynamiek ook buiten schooltijd doorgaat (in de WhatsApp-groepen), voelen docenten zich vaak machteloos, is mijn eigen ervaring.

Wat te doen? Het is duidelijk wat het antwoord van Mieke van Stigt zou zijn: vraag je collega's om hulp. En als je er als team niet uitkomt, haal dan hulp van buitenaf. In het belang van de hele school, kinderen én docenten, moet er iets gebeuren. Zet dus je eigen schaamte over je onvermogen opzij. En als je dat niet durft, is dat ook een signaal. Want als jij je niet veilig genoeg voelt om het probleem aan te kaarten, hoe kun je dan veiligheid bieden aan je leerlingen? Het zou een aanleiding kunnen zijn om kritisch te kijken naar het leiderschap in de school.