11 oktober 2000 door Justine Pardoen

'Laat God maar vleugels hebben'

Van januari 1999 tot april 2001 verzorgde Ouders Online elke woensdag een halve pagina over 'opvoeding' in het dagblad Trouw, geïnspireerd op datgene wat er die week bij Ouders Online was voorgevallen. Het onderstaande artikel maakt deel uit van die serie.

Hoe zichtbaar maak je je geloof in het dagelijks leven? Op het Forum van Ouders Online hebben ouders het er al weken over. Inmiddels heeft Irene het gesprek een nieuwe wending gegeven, met de vraag naar het Godsbeeld van andere ouders en wat zij daarvan (of juist niet) aan hun kinderen willen overdragen: "Is God een oude man met een witte jurk op een wolk? Is het wel een persoon?"

Opvallend genoeg zegt Irene zelf niet gelovig te zijn. Toch zou ze graag haar kinderen iets willen meegeven van de bijbelverhalen en de christelijke normen en waarden. Irene: "Maar zodra ik er iets over vertel, neemt mijn zoontje God meteen op in het rijtje van alleskunners zoals Tarzan en Actionman. Hoe ga je daarmee om?"

"God is niet te zien", vindt Martine, "God zit in je. Hij is naar geen enkele beeltenis. Ik heb het laatst nog op de zondagsschool behandeld, maar ik vind het zo moeilijk om uit te leggen." Ook Tonny vindt het moeilijk. Zij ervaart God via Jezus Christus: "Door Hem kunnen we God kennen, wordt God menselijker, nabij, concreter."

De ouders die bewust geloven, leggen geduldig uit dat God geen persoon is. Zij geloven niet in een stoffelijke, maar in een geestelijke God. Jennifer ziet God "als cirkel waarvan de omtrek overal en het middelpunt nergens is." Tonny: "Boeiende gedachte, maar wat doe je met zo'n idee naar je kinderen toe?"

Maar wat is er nu eigenlijk mis met het kinderlijke beeld van God als een oude, bebaarde man in een lange jurk? Illustraties in kinderbijbels sluiten daar soms naadloos bij aan. Dat is toch niet voor niets?

Josée van de Putte, predikant van de protestantse kerk in Badhoevedorp en gespecialiseerd in de geloofsopvoeding, legt uit dat het beeld van de 'alleskunner' voor kleine kinderen erg voor de hand ligt. Het ligt in het verlengde van de manier waarop een klein kind naar zijn ouders kijkt. Ook papa en mama kunnen dan nog alles. Dat sluit ook aan bij wat je als ouder wilt overdragen in die eerste jaren: dat je betrouwbaar bent, dat je kind veilig is en zich volledig kan toevertrouwen aan jou. Dat gaat aan alles vooraf, want voordat een kind zich kan toevertrouwen aan God, moet het eerst geleerd hebben wat het is om zich toe te vertrouwen aan zijn ouders."

Dominee Van de Putte, zelf moeder van twee kinderen, vindt dat je er niets aan hoeft te doen als een kleuter God ziet als een oude man met bovennatuurlijke krachten. "Het verandert vanzelf. Ongeveer vanaf groep 3 krijgt een kind meer gevoel voor realiteit. Dan gaat het over alles vragen stellen, want de waarde van oude beelden moet opnieuw bepaald worden. Dat leidt soms tot de gedachte: 'als Sinterklaas niet bestaat, dan zal God ook wel niet bestaan'. Op dat moment heb je als ouder een duidelijke, sturende rol."

"Als ouder kun je je eigen Godsbeeld het beste overbrengen door met je kind te praten over God in relatie tot gevoelens van bijvoorbeeld veiligheid, angst en betrouwbaarheid. Soms is dat moeilijk. Kinderen kunnen je ook zo verrassen met hun vragen (van 'God heeft de bomen gemaakt, maar de wegen dan?' tot kwesties rond Gods aanwezigheid bij oorlog en ongeluk) dat het helemaal niet gek is als je daarbij hulp nodig hebt. Ik praat dan ook veel met ouders over de geloofsopvoeding van hun kinderen; daarbij kunnen ouders natuurlijk ook niet om hun eigen geloof, of gebrek eraan, heen."

Van de Putte: "Pas als een twaalfjarige het kinderlijke beeld van God nog heeft, heb je als ouder iets verzuimd. Maar verder is een Godsbeeld niet snel verkeerd, tenzij het in strijd is met de bijbelse boodschap. Het verandert ook. Elk Godsbeeld is een magere poging om God te doorgronden en niemand heeft ooit het juiste beeld te pakken. God is groter dan ons voorstellingsvermogen. Als ouder hoef je aan het Godsbeeld van je kind dan ook helemaal niet te sleutelen. Laat God maar vleugels hebben, of op een wolk zitten. Laat je kind vooral de verbeelding houden. Je geloof is een levende relatie tussen God en jou. Je verbeelding geeft je de kans om daar vorm aan te geven. Als je een vast beeld van God hebt, zou je daarmee wel eens heel erg in de knoei kunnen komen."

Met pubers is het weer anders. Van de Putte: "Zij worstelen met de symboliek, morrelen aan de beelden en zetten zich soms ook af tegen God. Pubers moeten leren begrijpen dat de taal van de bijbel niet een taal van de wetenschap is, maar een taal van de poezie. Een taal van de liefde en van de dood. Maar zo eenvoudig is dat nu ook weer niet: sommige mensen blijven er hun hele leven mee worstelen."