1 september 1999 door Justine Pardoen

'Mijn dochter heeft een mannetje in haar buik'

Van januari 1999 tot april 2001 verzorgde Ouders Online elke woensdag een halve pagina over 'opvoeding' in het dagblad Trouw, geïnspireerd op datgene wat er die week bij Ouders Online was voorgevallen. Het onderstaande artikel maakt deel uit van die serie.

Een zesjarig meisje heeft een 'mannetje in haar buik'. Hij geeft haar commando's. Hij dwingt haar alles wat ze doet, snel te doen. Een achtjarig jongetje heeft een 'computer in zijn hoofd'. Die geeft hem bevelen en hij voert ze uit. Soms zijn het goede dingen, maar vaak ook slechte.

Marjan heeft haar dochter eens gevraagd of ze het mannetje in haar buik eens wilde tekenen. Op het papier verscheen een diep-donkere dwergachtige verschijning met een kwade blik. Marjan maakt zich zorgen: "Als het mannetje er is, is ze erg bang."

Volgens Ward van Alphen, psychiater in Utrecht en verbonden aan Ouders Online, komen angstige fantasieën veel voor bij jonge kinderen. Ze komen voor in de periode dat een kind bezig is juist het verschil tussen fantasie en werkelijkheid te ontdekken. Als het kind ouder wordt, verdwijnen de angstige fantasieën vanzelf. Je hoeft je dus eigenlijk geen zorgen te maken. "Tenzij je kind absoluut niet meer reageert op geruststelling en ook buiten de momenten dat de fantasieën opspelen, regelmatig bang en onzeker is", nuanceert Van Alphen. "Veel ouders zijn onbekend met dit soort verschijnselen, maar meestal passen ze in een gezonde ontwikkeling."

Maar wat doet een mannetje in de buik van een zesjarig meisje? Van Alphen: "Een gevoelig kind kan op deze manier reageren op voor haar spannende gebeurtenissen." In eerste instantie lijkt het erop dat het meisje bang is door het mannetje, maar het dus is eerder andersom: het mannetje is voortgekomen uit haar angst. Van Alphen: "Het gaat om angst die het kind nog niet goed kan hanteren. Door de fantasie krijgt de omgeving een signaal dat het kind zich niet prettig voelt."

Wat kunnen we doen om die momenten voor haar draaglijk te maken?", willen de ouders weten. Ouders kunnen inderdaad helpen. Lach een kind niet uit om zijn denkbeeldig gezelschap. Doe niet ongeduldig en neem het serieus. Voorkom ook dat anderen haar ermee plagen. In haar handboek 'Baby en kind' waarschuwt Penelope Leach daarvoor: "Als dat gebeurt, leert zij misschien zich te verbergen, of ze met eigenwijs gedrag te maskeren, maar zij zullen haar toch van binnen dwars blijven zitten." Als een kind niet bang mag zijn, krijgt het geen kans om zijn angsten te overwinnen.

Maar zelf meegaan in de angst of angstige fantasie is ook niet de bedoeling. Van Alphen: "Door er te veel nadruk op te leggen, kunnen angsten ook versterkt worden. Ik zou niet te veel ingaan op de fantasie zelf. Het beste kun je proberen te achterhalen waar de angst of spanning uit voortkomt. Daarbij kun je aan van alles denken. Bij een kind van zes bijvoorbeeld aan de overgang van groep twee naar groep drie. Daarbij worden vaak veel eisen aan een kind gesteld. Als je weet wat er op dat moment in het leven van je kind spanning veroorzaakt, dan kun je je kind daarmee proberen te helpen. En verder kun je in elk geval proberen een goed voorbeeld te geven in het omgaan met angst. Rustig blijven, daar ontleent een kind steun aan."

Soms verschaft een denkbeeldig wezen het kind meer ruimte dan het heeft. Als ouders altijd vitten, kan een kind wel een medeplichtige gebruiken die hij plaatsvervangend verantwoordelijk maakt voor zijn gedrag.

Het achtjarige neefje van Marjolein heeft een computer in zijn hoofd. Dit deelde hij mee toen zij het kind, dat vaak onhandelbaar is, vroeg waarom hij toch zo wisselend reageert op van alles: "Dat doe ik niet, maar dat is mijn computer die me de ene keer opdraagt iets goeds te doen en de andere keer iets slechts". Tegelijkertijd waarschuwde hij haar wel zijn geheim aan niemand te verklappen. Marjolein: "Als ik er iemand iets over zou vertellen, dan zorgt zijn computer ervoor dat er iets met mij gebeurt."

De ingebouwde computer lost voor deze jongen een gewetensprobleem op. Hij mag van zichzelf of anderen niet stout zijn, maar hij doet het toch. Van Alphen: "Dit zou een soort alibi kunnen zijn: hij kan er immers zelf niets aan doen en kan er dus ook geen straf voor krijgen. Ook in dit geval lijkt het erop dat angst een rol speelt."

Van Alphen: "Je kunt je voorstellen dat een van nature druk en ondernemend kind telkens tegen grenzen aanloopt. Hij voelt zich waarschijnlijk erg door zijn omgeving ingeperkt en is daar boos en verdrietig over. De computer in zijn hoofd ontlast hem."

"Dat een kind iets verzint waarmee hij meer ruimte krijgt, gebeurt meestal onbewust. Toch is het ook belangrijk dat een kind van acht leert verantwoordelijk te zijn voor zijn eigen daden. Je zou met hem moeten praten over hoe moeilijk het leven soms voor hem is, maar hem tegelijkertijd duidelijk maken dat sommige dingen toch echt niet kunnen. Ook nu zou ik niet zozeer nadruk leggen op de fantasie zelf, in dit geval de computer, maar op de boodschap erachter," aldus Van Alphen.