16 maart 2012 door Remco Pijpers

Pesten via internet is 'grappig'

Hoe ernstig is het pest-probleem op Internet? Wat is het verschil tussen pesten en plagen? Een verslag van het eerste grote onderzoek over online pesten.

Lieve jongens van 13 zijn het. Jasper, Job en Ilhan zweren bij hoog en bij laag dat pesten via internet absoluut niet door de beugel kan. Je kwetst anderen niet, dat doe je niet.

Online gemene streken halen ze niet uit, zeggen ze, maar ze houden wel van grappenmaken.

Jasper: "Ik ga anderen altijd lekker spammen via MSN: ik stuur ze MSN-bommen. Ik laat een programmaatje eindeloos hetzelfde bericht versturen. Als ze me niet blokkeren, loopt hun computer vast." Ilhan: "Met een programmaatje stuur ik iedereen uit mijn MSN-lijst, z'n 140 contacten, voornamelijk meisjes, tegelijkertijd hetzelfde bericht: "Wil je verkering met me?" En als iemand 'ja' zegt, schrijf ik: 'Geintje!'" Job: "Ik maak een anoniem adres aan bij Hotmail en doe me bij een minder leuk meisje uit de klas voor als geheime aanbidder."

Met Ilhan moet je echter geen grapjes uithalen: "Iemand heeft mij een keer gehackt. M'n nickname werd: "Ik neuk iedereen (mijn wachtwoord is: voetbal)". Ik kon m'n bijnaam niet meer veranderen. Ik heb m'n MSN Messenger opnieuw moeten installeren, met een ander adres. Dat vond ik niet grappig."

Het 'nieuwe' pesten: pesten of plagerijen?

Pesten is van alle tijden. Schelden, schoppen, slaan, net doen alsof iemand niet bestaat, iemand uitlachen, roddelen. Kinderen doen het, maar volwassenen zijn er net zo goed in. In de puberteit is het belangrijk je aan te passen aan de groep; tegelijkertijd wil je je persoonlijkheid benadrukken. Plagen en pesten is een manier om je positie in de groep te bepalen.

In 2005 is dat niet zoveel anders, behalve dat het medium internet nieuwe vormen van pesten en kattenkwaad heeft voortgebracht. En doordat meer kinderen de afgelopen jaren fanatieker zijn gaan internetten, springt 'het nieuwe pesten' meer in het oog.

Onderzoek van het bureau Qrius en Planet Internet heeft dit moderne verschijnsel wat meer in kaart gebracht. In totaal werden 500 jongeren tussen 11 en 15 jaar gevraagd naar hun ervaring met online pesten.

Dertig procent van de ondervraagde tieners gaf aan online te pesten:

  • Er worden opzettelijk virussen naar elkaar gestuurd;
  • homepages en mailadressen worden gekraakt;
  • tieners sturen anonieme dreigmailtjes;
  • ze zetten foto's van elkaar online met vervelende teksten;
  • en ze schelden elkaar via MSN uit.

Een derde van de tieners pest liever online dan 'live'. Een 11-jarige respondent: "Ik durf meer met MSN, je bent niet bij hem en hij kan je niet in elkaar slaan." Bijna een vijfde van de jongeren vindt online pesten grappig "omdat niemand weet dat jij het doet".

"I'm gonna kill you tonight"

Kinderen gedragen zich online ongeremder en vrijer. Via MSN durven ze tegenover vrienden openhartiger over hun problemen te zijn dan 'live', wat een geweldige winst is. Maar ze zeggen ook minder leuke dingen. Sneller en vaak ook op een ruwere manier.

Een 11-jarige deelnemer aan het onderzoek: "Ik stuur kinderen die ik niet aardig vind wel eens vieze teksten, erger dan 'rotzak', bijvoorbeeld 'I'm gonna kill you tonight'." Een beetje dissen heet dat. Doelbewust jennen of afzeiken.

Het gemak en de anonimiteit van internet hebben de grenzen van het pestgedrag verlegd.

Veel pesterijen worden als een grapje gezien. Iemand uitschelden per e-mail of MSN bijvoorbeeld, wordt door 12 procent van de pesters amusant gevonden, terwijl dat bij schelden in het echte leven maar voor 7 procent geldt.

De slachtoffers denken er anders over. Van hen ziet 82% iemand digitaal uitschelden als gemeen en kwetsend en 86% vindt het opzettelijk versturen van een virus beslist geen gebbetje.

Veel jongeren tussen 11 en 15 jaar vinden pesten via internet grappig, concludeert het onderzoek. Tenzij het ze zelf overkomt.

Je online inleven in anderen is lastig

Laat er geen misverstand over bestaan: er staat op dit moment niet een 'nethufter-generatie' op (de term 'nethufter' is van internet-socioloog Albert Benschop), oftewel een generatie die zich online zou misdragen ten koste van een ander. Wél verkennen tieners hun grenzen. Ze halen kattenkwaad uit en lichten elkaar beentje, ditmaal echter met eigentijdse middelen en deze keer zonder één belangrijk aspect: de fysieke interactie met de ander.

Scheld je iemand uit op het schoolplein, dan loop je kans op klappen. Dus beweeg je je voorzichtiger. Eén fout geintje dat iemand bijna in huilen doet uitbarsten, en je beheerst jezelf. Vaak staan er ook nog andere mensen omheen, die je corrigeren of die je beletten een streek uit te halen.

In de 'live' omgang met anderen leren pubers om zich in te leven in anderen. Maar online is empathie een stuk lastiger. Stuur 'voor de grap' een virus, hoe onschuldig ook. Doe lomp in een mail. Je moet het doen zonder de (directe) reactie van de ontvanger.

Nog heel wat te leren

Dat tieners niet door hebben dat ze grapjes maken die verkeerd overkomen, laat zien dat ze het nodige moeten leren:

  • ze moeten van iemand horen dat een online geintje niet als geintje hoeft over te komen;
  • ze moeten zich bewust worden van het oude adagium 'Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet';
  • ze moeten zich leren beheersen, simpelweg tot 10 tellen als iets of iemand op internet hen irriteert.

Het zijn simpele levenswijsheden die zowel offline als online gelden, maar die volgens het onderzoek online minder goed lijken uit te pakken.

Online grenzen stellen

Het is de verantwoordelijkheid van de ouders om niet alleen offline maar ook online grenzen te stellen. Die verantwoordelijkheid drukt overigens net zo goed op de leerkrachten. Weliswaar vinden digitale plagerijen doorgaans buiten schooltijd plaats, maar ze kunnen de lessen behoorlijk beïnvloeden.

De communicatie over online pestgedrag tussen volwassenen en pubers is nu nog ondermaats. Waar in het echte leven door 86% van de leerkrachten actie wordt ondernomen bij pestgedrag, ligt dat percentage bij online pesten de helft lager, op 43%. Ook wordt nauwelijks met ouders en leraren gesproken over digitaal kattenkwaad. Bijna driekwart van de tieners zegt dat online pesten niet een onderwerp is dat ze thuis of op school aankaarten. Ze bespreken het wel met hun vrienden.

Het hoofd bieden aan digitaal pesten begint, tot slot, bij het besef dat uw zoon of dochter niet alleen slachtoffer maar ook zelf een pester via internet kan zijn. Het zijn meestal lieve jongens en lieve meisjes. Maar ze verkennen hun grenzen en halen graag een 'goede bak' uit.

De lolbroek in mijn MSN

Ook ik was slachtoffer van een lolbroek. Een jongen van tien jaar oud. Ik kende hem niet persoonlijk. Hij stuurde me een link naar een videofilmpje. Je zag een vrouw een lief liedje zingen, het liedje werd zoeter en nog zoeter. Volkomen onverwacht, als een duveltje uit een doosje, veranderde de zoete vrouw in een krijsende zombie. Holle ogen en veel bloed. Horror. Ik schrok me rot en dat zei ik.

Ik zei: "Dat grapje vond ik NIET leuk."

"HA HA HA"

"Je hebt me laten schrikken, ik vond het geen leuk grapje, begrijp je me?"

"HA HA HA"

Ik las het gehinnik aan de andere kant en toen heb ik het maar gedaan: ik heb in mijn MSN een 10-jarige geblokkeerd.