23 juli 2010 door Miriam Lavell

Wie mag het zeggen, de school of de ouders?

ouders? Soms wil de school een kind laten overgaan naar groep 3, terwijl de ouders daar tegen zijn. Wat dan? Wie heeft er wettelijk gezien het laatste woord?

We ontvingen een vraag over 'bewust doorkleuteren'. De school wil een kind laten overgaan naar groep 3, terwijl de ouders vinden dat hun kind daar emotioneel nog niet aan toe is. Even los van de vraag wat pedagogisch en onderwijskundig nou het verstandigst is, staan hier de rechten en plichten centraal. Moeten de ouders doen wat de school zegt of andersom?

Op Ouders Online las ik wat je moet doen als de school je kind wil laten doorkleuteren. Maar wij hebben juist problemen met het tegenovergestelde. Als ouders zouden we het onze zoon van (van bijna 6) ontzettend gunnen om nog een jaar te mogen kleuteren. Dit in verband met zijn sociaal-emotionele ontwikkeling. Wij zijn van mening dat hij in groep 2 veel meer vrije (sociale) momenten en moeilijkheden kan ervaren (tijdens buitenspelen, in de speelzaal, en bij vrije spelsituaties) dan met een pauze van een kwartier per dag in groep 3.

Op cognitief gebied kan hij prima mee: allemaal A-scores op groep-2-niveau. Maar voor ons staat de sociaal-emotionele ontwikkeling voorop en we vinden dat kinderen zich het best ontwikkelen als ze lekker in hun vel zitten en op geen enkel gebied op hun tenen hoeven lopen.

De school denkt echter dat hij het sociaal-emotioneel wel aan moet kunnen.

Wie heeft er nu het laatste woord in deze kwestie, de ouders of de school? Op basis van welke wet of regel? En kunnen we die wetten/regels ergens downloaden?

Het laatste woord

Tja, wie heeft hier het laatste woord? In publicaties van het Ministerie van Onderwijs, en van de Inspectie van het Onderwijs, valt nog wel eens te lezen dat de school het laatste woord heeft in kwesties tussen ouders en school. Maar dat is maar de halve waarheid. In feite zijn de ouders (het ouderlijk gezag) en de scholen (het bevoegd gezag) gelijkwaardige gezaghebbers. Worden ouders en school het samen niet eens, dan is het laatste woord aan de rechter.

De vraag wie het laatste woord heeft, is dus eigenlijk een vraag over wat de rechter in een specifieke situatie zal beslissen. En hoewel uitspraken soms verrassend zijn, is de rechtspraak over het algemeen toch redelijk voorspelbaar. De uitgangspunten liggen vast. Jurisprudentie laat de richting zien.

Het recht gaat uit van de onderwijsgever

Onlangs publiceerde de Onderwijsraad, een onafhankelijk adviescollege, een stuk over de verhouding tussen ouders en school. Dat licht al een tipje van de sluier op. Zie: Ouders als partners (pdf)

De belangrijkste zin uit de samenvatting luidt als volgt: "De Nederlandse systematiek gaat uit van de rechten van de onderwijsgever (het bevoegd gezag), en niet van de onderwijsontvanger." En zo is dat. Bij twijfel krijgt de school dus gelijk van de rechter. Dat is gebaseerd op de vrijheid van onderwijs. Een recht van onderwijsgevers, en niet van onderwijsontvangers.

Meer dan je eigen mening

Voor ouders betekent dit dat ze – om gelijk te krijgen – meer moeten meenemen dan hun eigen mening. Zelfs de mening van een deskundige is vaak niet genoeg. Want de school neemt waarschijnlijk ook een deskundige in de arm, die ook weer een eigen mening heeft. De stand is dan al snel 1-1, en dan gaat het voordeel van de twijfel naar de school.

Maar: zodra de ouders de mening van een minister meenemen, en als ze kunnen aantonen dat wetgeving in de richting wijst die zij zelf willen volgen, en er bovendien financiële nadelen te voorspellen zijn als de school gelijk krijgt, dan zijn de kansen groter dat de ouders gelijk krijgen. (Zie deel 7 van ons Kleuterdossier: Alsnog naar groep 3).

De letter van de wet

Wat betekent dat in uw geval? De school mag zich natuurlijk beroepen op de letter van de wet: WPO Art. 8. lid 7. Dat zegt: "Het onderwijs wordt zodanig ingericht dat: a. de leerlingen in beginsel binnen een tijdvak van 8 aaneensluitende schooljaren de school kunnen doorlopen.

Bij een school die is ingericht in groepen, betekent dat dat alle leerlingen die na de start van het schooljaar 4 jaar worden, groep 1 gedeeltelijk doen en de volgende groepen geheel. Dus: 7 hele schooljaren plus een gedeeltelijk jaar. Dat is samen binnen 8 schooljaren. Tegen dat puur juridische argument, plus de voorkeurspositie die scholen sowieso in het rechtsbestel hebben, valt niet op te boksen. De kans dat u gelijk krijgt bij de rechter is dus klein.

Inspectie is coulant

Toch zijn er nog steeds basisscholen die de ruimte die scholen ongestraft kunnen nemen (de Inspectie is bijzonder coulant naar scholen), met alle inzet verzilveren en waar leerlingen bijna standaard minimaal 8 hele schooljaren op het basisonderwijs doorbrengen. Dus feitelijk binnen een tijdvak van 9 aaneensluitende schooljaren de school doorlopen. Misschien is er zo'n school bij u in de buurt. Of misschien is uw school alsnog te overtuigen van uw (emotionele) argumenten.

Houd er wel rekening mee dat een vervolgschool dit extra gebruik van tijd weer vervelend kan vinden. Meer tijd gebruiken in het basisonderwijs, betekent minder tijd in het voortgezet onderwijs, voor het behalen van een startkwalificatie binnen de leerplichttermijn.

Vooral middelbare scholen worden – mede vanwege bezuinigingen – steeds meer onder druk gezet om leerlingen 'op tijd' met een diploma af te leveren. Maar die tijd moet er dan wel zijn.