4 september 2013 door Marjon Klomps

09. Patiënt Jules

Jules heeft te weinig herseninhoud, geen spraakcentrum, een ontwikkelingsachterstand en vrij ernstige gedragsproblemen. Moeder Marjon vertelt.

In deze aflevering: tatiii, tatiii! Over bloederige wonden en gecompliceerde botbreuken. Maar niet heus.

Een tijdje geleden hebben ze op school het onderwerp 'ziek' behandeld. Niks meer van gehoord, sindsdien. Maar opeens herleeft het thema hier in volle hevigheid. Jules en zijn knuffels zijn om de haverklap serieus gewond en moeten dringend verbonden worden.

Elke stoot, duw, of boze bui wordt gebruikt als aanleiding. "Auwwww!" jammert Jules en maakt het gebaar voor 'verband'. Als ik berustend naar het apotheekkastje loop, wil hij meegedragen worden. Want lopen gaat natuurlijk niet meer. Een vers pakje pleisters is in één zaterdagmiddag leeggeplunderd, en ook de verbandgaasjes en de tape zijn al snel geconsumeerd.

Jules loopt rond met pleisters op zijn vingers, handen, voeten, armen en benen. Zijn enkel in een rekverbandje, zijn knieën omwonden, en een grote witte verbandmuts op zijn hoofd. Knuffels liggen bepleisterd en zieltogend op de bank en op geïmproviseerde noodbedden, her en der in de woonkamer.

Ons maakt het allemaal niet zo veel uit. Het is eigenlijk best handig: elke boze bui wordt gesmoord in verband, waarna we een tamelijk ontspannen weekend hebben. Bovendien zijn we wel gewend aan nog veel meer idioterie hier. Wij verbazen ons nergens meer om. En als we het niet domweg negeren, amuseert het ons.

Op weg naar de supermarkt, om verband en pleisters te kopen, oogsten we veel bekijks. Dan bedenk ik me hoe ik zou reageren op vragen als: "Wat is er gebeurd?" Daar moet je natuurlijk op anticiperen, omdat mensen vaak verder gaan dan gewoon kijken en zich verwonderen. "Ja, zijn vader heeft een kwade dronk," zou ik zeggen. Of: "Ik wilde hem niet echt van de trap af duwen". Gewoon, voor de lol. Om ze aan te staren en te kijken hoe ze reageren. Lijkt me heerlijk.

In de supermarkt wordt Jules herkend door de caissière. Ze schrikt. "Wat is er gebeurd?!" vraagt ze. Ik grijns een beetje, en zeg: "Hij heeft het op school over het ziekenhuis." "Oh," zegt ze, "dus het is niet echt?"

Niet echt? Mooi wel. Jules heeft goed geluisterd naar de caissière. Hij kijkt naar mij. "Ne, au!" zegt hij verontwaardigd, zijn speen half in de mond. Zijn vinger wijst op zijn hoofd. Jules heeft echte pijn.

Verderop, bij de sigarettenbalie, wordt Jules aangesproken door een andere medewerker. "Zo, heb je een ongeluk gehad?" Jahaa, knikt Jules. Hij wijst op zijn hoofd, tilt zijn broekspijpen omhoog in een poging zijn gekwetste knieën te laten zien, en drukt zijn bepleisterde hand onder de neus van de goede man.

"Au!" verduidelijkt hij meermalen. "Misschien moet je even naar het ziekenhuis," oppert de medewerker. Jules denkt even na, knikt opgetogen, en trekt stevig aan mijn jas. Goed idee! Vol enthousiasme verlaat hij de supermarkt, op weg naar het ziekenhuis.