13 oktober 2020 door Vera Bijma

Flink aan de tand gevoeld

Zoonlief heeft een wiebeltand. Al dágenlang. Hij vindt het zelf reuze-interessant. “Kijk eens mama, hoe los 'ie al zit?”, klinkt het de hele dag door. Ik reageer wel heel enthousiast, maar eerlijk gezegd vind ik het toch vooral ook lastig.

Neem nu het tandenpoetsen. De tand hangt zo los dat ie naar voren klapt als je er tegenaan komt. Nu hebben we een tijdje geleden bij ons thuis een systeem ingevoerd genaamd papa-avond en mama-avond. Ik zat er in de lockdownperiode een beetje doorheen en had er genoeg van dat het grootste deel van de zorg op mijn schouders rustte. Op een avond liep mijn spreekwoordelijke emmer over. Ik liep op hoge poten naar de keuken, trok de kalender van de muur en heb er met pen om en om een P of een M op genoteerd. Vanaf toen kon mijn moederskindje nog zo vaak zeggen ‘mama moet het doen’, ik zou mijn poot stijfhouden en op de P op de kalender wijzen. Op papa-avond brengt papa hem naar bed. Inclusief het hele slaapritueel. Punt uit.

Zo zat ik van de week op een papa-avond lekker op de bank genesteld met een goed boek op schoot. Ineens hoorde ik een woeste brul, gevolgd door een hartverscheurend gehuil. Nou ben ik totaal niet sportief, maar op zulke momenten sta ik sneller in de badkamer dan roadrunner zelfs maar zou durven dromen. Wat bleek? Papa had zoonliefs tanden flink staan schrobben, maar was daarbij even het wiebeltandje vergeten. En dat deed natuurlijk pijn. Met als gevolg dat papa dagenlang nog niet eens naar zijn tanden mocht kíjken. Alleen mama kreeg toestemming zijn tanden te poetsen. Héél langzaam en vooral héél voorzichtig.

En dan was er nog een ander hygiënisch aspect. Afgelopen vrijdag haalde ik zoonlief van school. Terwijl ik aan de schoolpoort stond te wachten, hing zoonlief, net als vele andere kinderen, in de spijlen. Ze moeten namelijk altijd bij het hek wachten tot de juf het opendoet. Ondertussen ging hij ook nog even uitgebreid met de klink van de poort spelen. Waar Jan en alleman met hun handen aan hebben gezeten. Daarna stopte hij doodleuk zijn vinger in zijn mond om aan zijn tandje te voelen. Eerlijk gezegd vond ik dat niet zo’n fijn idee in het huidige coronatijdperk.

Dat losse tandje kon me dus onderhand echt gestolen worden. Bestaat dáár geen tandenfee voor?, vroeg ik me vertwijfeld af. Eentje die ’s nachts kleine wiebeltandjes heel zachtjes komt losdraaien. Mag zelfs gratis, ze hoeft er geen muntstuk voor onder het kussen te leggen. Sterker nog: ik ben zelfs bereid om geld bij te leggen. Geen centje pijn, dat is de enige voorwaarde die ik stel.

Maar gelukkig kwam dan uiteindelijk toch de dag dat zoonlief zijn wiebeltand ineens in zijn hand had. Hij kwam hem glimmend van trots laten zien. Ik was ontzettend blij voor hem. Maar eerlijk gezegd ook wel een beetje voor mezelf. Nu konden we tenminste weer gewoon zijn tanden poetsen. En zou hij niet meer dertig keer per dag zijn vinger in zijn mond steken.  

Twee dagen later. Zoonlief komt ’s morgens vroeg naar onze slaapkamer gerend. Door de kiertjes van mijn nog weigerachtige ogen, zie ik hem opgewonden op en neer wippen. “Je raadt nooit wat er gebeurd is,” zegt hij luid. Ik heb gisteren net alle bedden verschoond en zijn knuffels gewassen. Een nat bed, gok ik dus.

Nope. Gelukkig maar. Hij stopt zijn vinger in zijn mond en zegt blij: “Nu zit dít tandje los!” Mijn slaperige ogen gaan ineens wijd open. Ik zie inderdaad een ander tandje wiebelen en lach naar mijn zoon. Als een boer met kiespijn.