3 februari 2006 door Nadia Eversteijn

Meertaligheid is net zo gewoon als ademhalen

Minister Verdonk doet alsof we alleen nog maar Nederlands mogen spreken in dit land. Maar zo leren allochtone kinderen nooit goed Nederlands.

Burgemeester Opstelten lanceerde onlangs een gedragscode voor zijn stad. De code bevat ferme taal. "Nederlands is de gemeenschappelijke taal van Rotterdam. In het openbaar spreken we Nederlands - op school, op het werk, op straat en in het buurthuis." En ook: "Wij voeden onze kinderen grotendeels in het Nederlands op, zodat zij volop kansen hebben in onze samenleving."

Tweede-Kamerlid Hirsi Ali juichte het voornemen toe. En ook minister Verdonk stond te trappelen van enthousiasme. Het Rotterdamse voorbeeld moest gevolgd worden, op landelijk niveau. Want: "Nederlands praten op straat is heel belangrijk. Ik krijg van veel mensen mailtjes dat zij zich unheimisch voelen op straat", aldus Verdonk.

Misschien moet Verdonk voortaan even checken wie de duistere afzenders zijn van haar mailtjes. Het woord unheimisch roept zulke directe associaties op met der Heimat, dat het je koude rillingen op de rug bezorgt. Geen wonder dus dat heel Nederland over de minister heen viel. "In het Turks hebben we een passend spreekwoord voor minister Verdonk," vertelde een collega me. Vrij vertaald betekent het: "Ze zal haar eigen braaksel weer in moeten slikken."

Verstand van meertaligheid

En dat deed Verdonk dan ook. In het NOS-journaal stelde ze de Nederlandse burgers gerust. Er zal heus geen taalpolitie op straat verschijnen. Ze had alleen maar willen zeggen dat ze het signaal uit Rotterdam steunt. Maar alles wat Rotterdam over taalgebruik beweert, is een flater. Dat ziet iedereen die een klein beetje verstand heeft van meertaligheid.

Taalwetenschappers weten al jaren dat ieder kind meertalig kan opgroeien. Voor kleine kinderen is het geen enkel probleem om twee talen tegelijk vloeiend te leren spreken. Overal ter wereld groeien diplomatenkinderen meertalig op, en ze doen dat heel succesvol.

Dat allochtone kinderen vaak een taalachterstand hebben, komt dan ook niet door hun meertaligheid. Het is het lage opleidingsniveau van hun ouders dat hen de das omdoet. Veel Turkse ouders hebben alleen vijf jaar basisonderwijs gevolgd, veel Marokkaanse ouders zelfs nog minder.

Loodzware opgave

Voor die ouders is het dan ook een loodzware opgave om het Nederlands te leren. Ze kunnen zich wellicht redden in de winkel en op de werkvloer, maar vloeiend wordt hun Nederlands nooit. Ze staan dan voor de keus om tegen hun kinderen krakkemikkig Nederlands te spreken, of vloeiend Turks, Berber of Arabisch.

Kiezen ze voor rammelend Nederlands, dan leert het kind geen enkele taal goed spreken. En het wordt ook nog eens volledig van zijn wortels afgesneden; het kan niet meer met zijn eigen opa en oma praten.

Leert het kind daarentegen zijn eigen moedertaal goed spreken, dan wordt het een stuk gemakkelijker voor hem om er een tweede taal bij te leren, zoals het Nederlands. En daarna ook nog een derde en een vierde taal als het moet, zoals Engels en Spaans. Want dat het economisch gezien handig is om veeltalig te zijn, staat buiten kijf.

De soap van gisteravond

In mijn promotie-onderzoek heb ik de woordenschat getoetst van Turkse jongeren die geboren zijn in Nederland. En wat bleek? Zij die de meeste Turkse woorden kennen, kennen óók de meeste Nederlandse woorden. En omdat ze vloeiend tweetalig zijn, kiezen ze per situatie wat de handigste taal is om te spreken. Op school, op straat en in het buurthuis. En ook thuis.

Spreekt hun gesprekspartner het beste Turks, dan kiezen ze voor Turks. Gaat het gesprek over een leraar op school, dan is Nederlands het makkelijkst. En bespreken ze onderling de soap van gisteravond, dan switchen ze binnen één zin wel drie keer van taal.

Dat switchen is géén teken van gebrek aan taalvaardigheid. Integendeel: alleen als je twee talen heel goed beheerst, kun je hun grammatica's door elkaar weven.

Helemaal automatisch

Deze jongeren doen het helemaal automatisch, net als ademhalen. En je daarmee gaan bemoeien, zoals de Rotterdam Code doet, is net zo'n onzin als je gaan bemoeien met iemands tempo van ademhalen.

Misschien is het tijd om eens trots te worden op het meertalige kapitaal van onze allochtone jeugd. Ze spreken zich immers duidelijk genoeg uit. In het Nederlands nog wel.