9 september 2005 door Nadia Eversteijn

Om de dag wisselen van gezinstaal - kan dat kwaad?

Ik ben Vlaamse en mijn man is Frans. Hij komt uit Frankrijk, dus het Nederlands dat hij kent, heeft hij de laatste vijf jaar geleerd (in tegenstelling tot de Franstaligen uit Wallonië). Ik spreek enkel Nederlands tegen mijn dochtertje van 8 maand, mijn man enkel Frans en de omgeving is vooral Frans (we wonen in Frankrijk).

Nu is mijn vraag of het verkeerd is dat wij om de dag proberen te wisselen van taal om onderling te spreken: een dag Frans en een dag Nederlands. We doen dat vooral om het Nederlands van mijn man te verbeteren.

Is dat consequent omdat het om de dag is, of juist niet consequent omdat we niet steeds dezelfde taal tegen elkaar spreken? Mijn man maakt ook nog veel fouten, maar doet dat tegen mij. Ik verbeter die dan. Kan dat ons dochtertje toch verwarren?

Antwoord

Zo te zien besteden u en uw man heel veel aandacht aan uw onderlinge taalgebruik. U probeert zelfs om
consequent afwisselend een dag Nederlands en een dag Frans te spreken met elkaar. Maar voor de taalverwerving van uw dochtertje is het echt niet nodig dat u daar zo zorgvuldig in bent. Ik zal u uitleggen waarom dat zo is.

Besef van tijd

De eerste reden waarom u niet zo precies hoeft af te wisselen, is dat uw dochtertje, met haar 8 maanden, nog veel te klein is om een goed besef van tijd te hebben.

U probeert nu consequent één dag Nederlands te spreken met uw man, en vervolgens één dag Frans. Maar dit systeem ontgaat uw dochtertje nog volledig op deze leeftijd. Of u nu elke week, elke dag of elk kwartier van taal wisselt met elkaar, zal voor uw dochtertje eigenlijk niets uitmaken.

Dus als het lastig voor u en uw man is om dit systeem consequent vol te houden (en ik kan me voorstellen dat het zelfs héél erg lastig is), dan hoeft u in dit opzicht echt niet streng te zijn voor uzelf.

Op de momenten dat u daar allebei zin in heeft, is het prima als u het Nederlands oefent met uw man, zodat hij zijn vaardigheid in die taal kan verbeteren. Maar soms wil je gewoon even iets belangrijks zeggen tegen elkaar. Dat kunt u dan allebei met een gerust hart doen in de taal die u het gemakkelijkst afgaat.

Praten met het kind

De tweede reden waarom uw verfijnde systeem niet nodig is, is dat de taal die u tegen uw kind spreekt, belangrijker voor haar is dan de taal die u onderling met uw man spreekt. Uw kind verwerft namelijk vooral veel taal op de momenten dat ze direct wordt aangesproken.

Waarom pikt een kind meer taal op als het rechtstreeks wordt aangesproken? Omdat die taal beter aansluit op zijn of haar niveau. Als u tegen uw kind praat, zult u het tempo, de intonatie en de woordkeuze automatisch aanpassen aan het niveau van uw dochter. Vervolgens geeft u haar de kans om te oefenen met het formuleren van een antwoord, waarop u dan weer feedback geeft.

Van de taal die volwassenen onder elkaar spreken, leren kinderen ook wel wat, maar toch beduidend minder. Vergelijkt u het maar met het horen van een vreemde taal op televisie: kinderen kunnen hier best veel woorden van oppikken, maar ze leren beslist niet vloeiend Italiaans te spreken als je ze maar regelmatig een uurtje voor RAI UNO zet. (Ik beschreef dat eerder in mijn artikel over het BBC-programma Muzzy:
Kun je een taal leren van de televisie?)

U vertelde dat u zelf consequent Nederlands tegen uw dochtertje praat, en dat uw man consequent Frans tegen haar praat. Dat geeft uw dochtertje ruim voldoende gelegenheid om te ontdekken dat er twee verschillende taalsystemen in haar omgeving zijn, en ruim voldoende gelegenheid om te bepalen welke klanken, woorden, etc. tot welke taal behoren. Als u onderling regelmatig van taal wisselt, zal ze daar echt geen last van ondervinden.

Recent onderzoek

Ook hoeft u zich absoluut geen zorgen te maken over het feit dat uw man geen foutloos Nederlands spreekt. Want zoals u zelf al zei spreekt hij Nederlands tegen u, en niet tegen uw dochtertje.

Er is echter nog een andere, misschien wel belangrijker reden waarom het niets geeft. Uit recent onderzoek naar het leervermogen van mensen is namelijk gebleken dat we in staat zijn om bij het leren van een systeem de foutjes die we horen te negeren.

Het onderzoek ging als volgt. Mensen kregen een lange reeks van nonsens-lettergrepen te horen. Bijvoorbeeld: bie-ba-boe-mie-bie-ma-boe, enzovoorts. In die reeksen van lettergrepen zat een bepaalde regelmaat. Bijvoorbeeld: na
bie kwam er nooit
boe. Zonder dat de luisteraars zich daar echt van bewust waren, ontdekten hun hersens de regels. Dus als die mensen vervolgens weer een paar lettergrepen te horen kregen, en er werd hen gevraagd om de reeks af te maken, dan deden ze dat met een lettergreep die 'klopte' volgens de regel. Ze zeiden dus bijvoorbeeld nooit
boe direct na
bie.

De volgende stap in het onderzoek was dat mensen opnieuw een lange reeks nonsens-lettergrepen te horen kregen, waarin zo af en toe een overtreding van de regel werd gemaakt. Bijvoorbeeld: na
bie werd er heel af en toe tóch
boe gezegd. En wat bleek? Als er maar genoeg correcte voorbeelden gehoord werden, leerden mensen de regel toch. Ook als ze af en toe een foutje hoorden.

Af en toe een foutje

Natuurlijk is dat onderzoek heel interessant voor mensen die taalverwerving bestuderen. Taal is immers ook een (heel ingewikkeld) systeem, waarvan onze hersens de regels leren als we nog maar peuters zijn, zonder dat we dat bewust in de gaten hebben.

Op basis van het genoemde onderzoek kunnen we er dan ook vanuit gaan dat het helemaal niet zo erg is als taalleerders af en toe een foutje horen in het taalaanbod dat ze van anderen krijgen. Zolang ze ook maar goede voorbeelden horen.

Opol op de helling?

Betekent dit recente onderzoek nu ook dat het bekende OPOL-advies niet meer geldt? (OPOL staat voor 'one parent, one language', oftewel: elke ouder spreekt zijn eigen moedertaal tegen zijn kind). Anders gezegd: kun je nu met een gerust hart een taal tegen je kind spreken die je zelf maar gebrekkig beheerst, omdat de fouten er kennelijk toch niet toe doen?

Het antwoord daarop is nee. Er zijn nog steeds meer dan genoeg redenen om toch vooral je moedertaal te blijven spreken. Je moedertaal is namelijk meestal de taal waarin je je het duidelijkst en meest bloemrijk kunt uiten. Dat verrijkt de communicatie met je kind. En van gevarieerd, kleurrijk taalgebruik leert je kind verreweg het meest. Bovendien kun je in je moedertaal ook een stukje van je eigen geschiedenis en culturele erfgoed doorgeven, inclusief wiegenliedjes, moppen, raadsels en verhalen.

Fouten horen erbij

Wat betekent dit onderzoek dan wél? Dat het niet erg is als een taallerend kind af en toe een fout hoort. Iedere spreker (ook een moedertaal-spreker) maakt immers wel eens een foutje of een verspreking.

In uw geval betekent het dat het niet erg is als uw dochtertje zo nu en dan een taalfout van uw man hoort. Veel geluk met elkaar gewenst!