21 april 1999 door Justine Pardoen

Eén keer iets 'meenemen' maar daarna: afgelopen!

Van januari 1999 tot april 2001 verzorgde Ouders Online elke woensdag een halve pagina over 'opvoeding' in het dagblad Trouw, geïnspireerd op datgene wat er die week bij Ouders Online was voorgevallen. Het onderstaande artikel maakt deel uit van die serie.

Vader Laurens betrapt het vriendje van zijn zoon op heterdaad: een verdwenen grote "Ernie en Bert"-knikker is ongemerkt in andere handen overgegaan. Het zesjarige vriendje ontkent het, zelfs tegenover zijn eigen ouders. Maar het is niet de eerste keer dat hij steelt. Wat nu? Wie heeft er nou zin in een conflict over een knikker?

De zoon van Laurens en het vriendje zijn pas zes. Ze zitten bij elkaar op school en ze spelen in hetzelfde voetbalteam. Ze zullen elkaar nog wel een paar jaar tegenkomen. Zo gaat dat. Als ouder bén je er dus niet, wanneer je je zoon de omgang met het vriendje weigert. Maar er is wel een probleem: elke keer als het kind in je huis is geweest, is er speelgoed verdwenen.

Laurens: "Het gaat niet om grote dingen. Een piratenpoppetje, knikkers, maar toch. Ik begrijp dat het kind thuis niet zo bar veel heeft en dat dingen soms onweerstaanbaar kunnen zijn. Niettemin heb ik er geen zin in om iedere keer als hij in huis is, met argusogen alle bewegingen te gaan volgen." Laurens vraagt of hij 't er maar bij moet laten, of dat hij het zijn zoon moet vertellen, met alle gevolgen vandien.

Diefstal kun je niet accepteren. Vader Siem: "Het zou ronduit belachelijk zijn als je het er maar bij laat zitten omdat je zoon nog zo lang bij hem in de klas moet zitten. Dat hij thuis niet zoveel heeft, is geen excuus. Ik heb ook niet zoveel als mijn buren, maar dat betekent niet dat ik dan maar ga stelen." Siem vindt dat hij het zijn zoon wel moet vertellen. Wie weet lost het probleem zich dan vanzelf op: "Misschien wil hij zelf dan wel niet meer met hem spelen".

Er zijn inderdaad veel gezinnen waar kinderen weinig speelgoed hebben. Maar niet eens zozeer doordat het gezin minder geld heeft, weet Marianne. Ze heeft jarenlang gewoond en gewerkt in een buurt met veel allochtone gezinnen. Ze gaf les op zwarte scholen en haar dochter ging er ook heen. Haar ervaring deelt ze graag: "Deze kinderen hebben vaak weinig speelgoed omdat het geen vertrouwd onderdeel van hun cultuur is. Ze zijn in het land van herkomst vaak meer gericht op een buiten- of straatleven. Veel kinderen uit onze buurt mochten niet eens binnen spelen, maar werden meteen uit school met een handje chips de straat opgestuurd. Bij mij waren ze altijd welkom, maar soms zette ik uit voorzorg wel de Pino-spaarpot weg."

Marianne wijst op nog een ander relevant cultuurverschil: "In sommige culturen is het gewoon dat als een gast zijn bewondering uitspreekt over een voorwerp, de gastheer verplicht is het te schenken. Zo ben ik in het bezit gekomen van een spuuglelijk beeldje. Bij mij thuis gebeurde het ook: kinderen die laatjes opentrokken en kasten open deden en dan riepen 'Oh, wat mooi, mag ik dat hebben?'. Ik heb vaak moeten uitleggen dat dat bij ons niet de gewoonte is, en dat ze het eerst moeten vragen voordat ze iets open doen."

Afgezien van een mogelijk cultuurverschil, is diefstal een zwaar woord voor een jongen van zes. Marianne zou het liever 'meenemen' willen noemen. Sofie denkt hoopvol dat het stelen van een zesjarige een grensverkennende fase is die we allemaal moeten doormaken. "Ik heb zoiets vroeger ook gedaan. Ik haalde het kleingeld uit de jaszak van van mijn vader. Toen mijn moeder dit ontdekte, heeft ze me mild gestraft en uitgelegd dat het niet mag. Als je zes bent, weet je dat al wel, maar toch is er de drang om aan den lijve te ondervinden wat er precies gebeurt als je het wel doet." Zo werkt dat. Een keer stelen, een keer op je bek en dan moet het afgelopen zijn. Een kind van zes heeft recht op een tweede kans, maar je kunt natuurlijk niet aan de gang blijven.

Marianne spreekt het verlossende woord: "Neem het vriendje apart en maak duidelijk dat hij overal mee mag spelen, maar dat hij geen speelgoed uit jouw huis mee naar buiten mag nemen, want daar doet hij jouw zoon verdriet mee en 'vrienden willen elkaar geen verdriet doen'." En dan kun je het kind een beetje helpen: "Hou hem de eerste tijd maar in de gaten. Berg dure dingen op, hang zijn jas buiten bereik zodat hij daar niets in kan stoppen. Zie je iets verdachts, neem hem dan apart en laat hem zijn broekzakken leeghalen. Recidiveert hij, dan is het einde verhaal."