28 januari 2011 door Henk Boeke

Laat met praten?

Wanneer is een kind laat met praten? Wat is normaal en wat is vertraagd? En wat heb je eraan als je dat weet? Henk Boeke bespreekt de minimum spreeknormen.

Er bestaat een prachtige anekdote over Einstein, die volgens de overlevering pas op z'n 4e begon met praten. Het eerste wat hij toen gezegd zou hebben, was: "Die Suppe ist zu heiss". Op zich al heel bijzonder natuurlijk, dat een kind eerst helemaal niets zegt, en dan opeens met een keurige 5-woord-zin komt aanzetten. Maar het wordt nog mooier. Op de vraag waarom hij daar nu pas mee kwam, antwoordde hij: "Vorher war alles in Ordnung". Alweer een volmaakte 5-woord-zin, en nog vreselijk grappig ook.

Of dat verhaal nou waar is of niet, het illustreert wel een paar belangrijke dingen die inmiddels bevestigd zijn door wetenschappelijk onderzoek.

Ten eerste dat het tempo van de taalontwikkeling weinig te maken heeft met intelligentie. Einstein was een van de grootste genieën van zijn tijd, dus over zijn intelligentie hoeft niet getwijfeld te worden. Het omgekeerde zie je trouwens ook. Kinderen die zich in hoog tempo ontwikkelen tot taalvirtuozen, kunnen toch problemen krijgen op school. Bijvoorbeeld omdat ze misschien wel een hoge verbale intelligentie hebben, maar een minder ontwikkelde non-verbale intelligentie (wat wel de verbaal-performaal kloof genoemd wordt).

Overigens is het natuurlijk wel zo dat kinderen die snel zijn met praten, een belangrijk voordeel hebben ten opzichte van leeftijdsgenoten die nog niet zo goed praten. Door middel van taal leer je de wereld immers sneller en beter kennen. En met een goede algemene ontwikkeling scoor je hoger op IQ-tests. (Of dat belangrijk is, laat ik even in het midden.)

Ten tweede heeft die anekdote over Einstein iets geruststellends. Als zelfs iemand als Einstein, die toch uitstekend terecht is gekomen, pas met 4 jaar ging praten (of in ieder geval 'laat', als je de anekdotes met een korreltje zout neemt), dan weet je dat laat gaan praten niet meteen rampzalig hoeft te zijn.

Autisme en dyslexie

"Ja maar...", zegt u. "Einstein had toch ook Asperger, oftewel 'een stoornis in het autistisch spectrum'? En is het niet zo dat bij ASS-kinderen de taalontwikkeling trager kan verlopen, of zelfs totaal afwezig kan blijven?" Inderdaad, dat klopt. Waarop u vervolgt: "Einstein was ook dyslectisch. En is het niet zo dat minstens 50% van de kinderen met dyslexie een achtergrond van verlate taalaanvang heeft?" Inderdaad, dat klopt eveneens.

Maar so what. Het zegt zo weinig, en als het al wat zegt, wat moet je er dan mee?

Ten eerste kun je er geen diagnostiek op baseren. Beslist niet alle ASS-kinderen hebben problemen met hun taalontwikkeling. Bij sommige ASS-kinderen kan de taal juist wat ouwelijk of burgemeester-achtig overkomen. En als de helft van de kinderen die later dyslectisch blijkt te zijn een vertraagde taalontwikkeling had, dan had de andere helft dus géén vertraagde taalontwikkeling. Een kans van fifty-fifty is nou niet bepaald een sterk diagnostisch criterium.

Een vertraagde taalontwikkeling kan dus hoogstens ondersteunend bewijs leveren als op ándere gronden autisme of dyslexie is vastgesteld. Of je kunt dan achteraf zeggen: goh, hij was inderdaad laat met praten. Maar als verschijnsel op zichzelf zegt laat praten niet zo veel.

Ten tweede: autisme en dyslexie zijn beide niet behandelbaar (hoogstens 'draaglijk' te maken), dus onvergelijkbaar met andere aandoeningen die je soms kunt stoppen of vertragen als je er in een vroeg stadium bij bent.

Let op: de meest voorkomende oorzaak voor een vertraagde taalontwikkeling is 'slecht horen'. Je ziet dat bijvoorbeeld bij kinderen die veel oorontstekingen hebben, en bij kinderen met buisjes. Dus als uw kind naar uw idee (te) laat is met praten, dan is het gehoor het eerste wat gecontroleerd moet worden. Andere oorzaken kunnen zijn: een ziekenhuisopname, neurologische afwijkingen of motorische problemen.

Wat is 'normaal'?

Om te weten of de taalontwikkeling van een kind al dan niet vertraagd is, moet je natuurlijk eerst weten wat normaal is. Dat is nog behoorlijk lastig, omdat de spreiding enorm is. De onderstaande mijlpalen-kaart laat dat duidelijk zien. Het begin van elk balkje betekent dat 10% van de kinderen een vaardigheid beheerst, en het eind dat 90% van de kinderen dit kan.

Mijlpalen in de taalontwikkeling

 

Legenda:

1. begrijpt opdrachtjes met 2 woorden

2. kan 1 of meer lichaamsdelen aanwijzen

3. zegt ongeveer 10 woordjes

4. begrijpt zinnetjes met 3 woorden

5. kan 2 woordjes combineren

6. maakt zinnetjes met 3 woorden

7. maakt zinnetjes met 3 tot 4 woorden

8. ongeveer de helft verstaanbaar

9. vertelt spontaan een verhaaltje

10. kan een verhaaltje navertellen aan de hand van plaatjes

11. ongeveer driekwart is verstaanbaar

12. maakt lange, ook samengestelde zinnen

13. bijna alles is te verstaan

14. spreekt ongeveer als een volwassene (geen leeftijden beschikbaar)

Bron: VHZ, okt. 2007

Wat is 'vertraagd'?

Het is dus al moeilijk om te zeggen wat 'normaal' is. Maar zo mogelijk nog moeilijker is het om te zeggen wat een vertraagde taalontwikkeling eigenlijk is, en hoe je dat zou kunnen meten. Er bestaan namelijk geen goede tests voor kinderen van 1 tot 6 jaar, ook al denkt de Tweede Kamer dat dat wel zo is. (Maar ja, daar zitten ook geen taalkundigen natuurlijk.)

Op 28 september 2006 werd de motie Rutte aangenomen, waarin de regering werd gevraagd om "te komen tot een uitgewerkt plan met zo nodig een wettelijk kader, waarmee bij alle kinderen vóór de derde verjaardag een eventuele taalachterstand wordt onderkend". Dat kán dus helemaal niet.

Professor Sieneke Goorhuis-Brouwer, auteur van de zogenaamde 'minimum spreeknormen', bevestigde onlangs nog eens dat er geen screening-instrumenten voor kinderen van 1 tot 6 jaar beschikbaar zijn. Er wordt aan gewerkt, maar ze zijn er nog niet (VHZ, okt. 2007).

Gereviseerde Minimum Spreeknormen (g-ms)

Om te bepalen of een kind achterloopt in zijn taalontwikkeling, werden tot voor kort de 'Groninger Minimum Spreeknormen' gehanteerd. Oftewel: de dingen die een kind minstens moet kunnen, op een bepaalde leeftijd. Ook wij gebruikten die normen, als ouders ons vroegen of hun kind misschien achterliep in zijn taalontwikkeling.

Die minimum spreeknormen hebben echter twee nadelen:

  • ze zijn gebaseerd op een te kleine steekproef;
  • ze zeggen alleen iets over het produceren van woordjes en zinnetjes, maar niets over het begrijpen van taal, en ook niets over de narratieve vaardigheden (het vertellen van verhaaltjes, wat ook belangrijk is om iets te kunnen zeggen over iemands taalvaardigheid).

Daarom heeft prof. Goorhuis-Brouwer een vernieuwde versie van haar minimum spreeknormen ontwikkeld, die beide beperkingen moet ondervangen:

Tabel - Gereviseerde Minimum Spreeknormen (g-ms)



12 - 18 mnd - begrijpt opdrachtjes met twee woorden

- kan een of meer lichaamsdelen aanwijzen

- veel en gevarieerd brabbelen

- af en toe een herkenbaar woord


18 - 24 mnd - zegt 5 - 10 woordjes


2 - 2½ jr - begrijpt zinnetjes met drie woorden

- tweewoorduitingen

- woordopbouw nog onvolledig


2½ - 3 jr - driewoorduitingen

- woordopbouw nog onvolledig


3 - 3½ jr - drie tot vijfwoorduitingen

- ongeveer de helft is verstaanbaar


3½ - 4 jr - vertelt spontaan wel eens een verhaaltje

- ca. 50-75% is verstaanbaar


4 - 5½ jr - kan een verhaaltje navertellen aan de hand van plaatjes

- maakt enkelvoudige zinnen

- problemen met meervoudsvormen en vervoegingen

- ca. 75-90% is verstaanbaar


5½ jr en ouder - goed gevormde, ook samengestelde zinnen

- goed verstaanbaar


Taalontwikkeling stimuleren

Je kunt de taalontwikkeling van een kind natuurlijk niet sneller laten verlopen dan past bij de leeftijd. Net zoals je een zuigeling niet kunt leren lopen. Maar als je niets doet, kan je kind wel achterop raken. In dat opzicht is stimuleren dus wel degelijk zinvol.

Wat kun je doen:

  • veel voorlezen (liefst interactief voorlezen);
  • samen liedjes zingen;
  • voortdurend dingen benoemen en becommentariëren;
  • taalgrapjes maken;
  • taalspelletjes doen (bijvoorbeeld rijmspelletjes);
  • je kind uitdagen en uitlokken om dingen te vertellen;
  • 'gewoon' tegen je kind praten.

Wat dat laatste betreft: het gebruik van motherese (mamataal), waarbij je extra duidelijk spreekt, met overdreven toonhoogteverschillen, is prima. Baby's leren daar veel van. Maar zodra je kind wat groter wordt, kun je beter zeggen "Pas op, daar komt een auto" dan "Ta-ta, daar komt toet-toet", etc. Recent onderzoek heeft aangetoond dat kinderen daar echt meer van leren.