22 april 2016 door Geert Bors

Omgaan met agressief gedrag

Hoogleraar psychopathologie Bram Orobio de Castro onderzoekt hoe agressief gedrag in stand blijft en erger wordt. Doorzie je de vicieuze cirkels waarin kind en omgeving elkaar negatief versterken, dan weet je volgens hem ook hoe je aan de slag kunt. "Denk nooit bij voorbaat: dit kind heeft een stoornis, dus dit is hopeloos."

Uw vakgroep zoekt naar oorzakelijke verklaringen van agressie. Hoe staat het met die zoektocht?
"We weten inmiddels best veel. En dan bedoel ik niet zozeer over het ontstaan als wel waardoor agressief gedrag blijft en erger wordt. Er is steeds scherper zicht op hoe driftig gedrag wordt opgeroepen, hoe de omgeving daar afwerend op reageert en hoe die reacties de persoon nog driftiger maken.

Dat soort vicieuze cirkels tref je thuis, maar ook op school. Het gaat om een wisselwerking, waardoor je 'moeilijke kanten' versterkt worden. Niemand van de betrokkenen wil dat het zo gaat, maar voor je weet, heb je jouw aandeel in het in stand houden van de vicieuze cirkel alweer geleverd."

Hoe kan het dat het ene kind zich agressiever gedraagt dan het andere?
"Stel: je wordt uitgelachen. Of iemand kijkt je te lang aan. Of dringt voor. Dat irriteert ons allemaal, maar kinderen die agressief zijn, denken sneller dat iemand persoonlijk tegen ze is, voelen zich tekortgedaan en zien in die ander een vijand. Als ze reageren, zien ze dat niet als iets dat zij doen, maar dat ze zo móeten reageren op de daad van die ander.

Het gaat in alle gevallen om kwetsbaarheden waardoor die agressie uitgelokt wordt: sommige kinderen zijn sneller driftig, anderen zijn minder aaibaar, bij weer anderen is het een kwestie van intelligentie. Waar ze geraakt worden in hun kwetsbaarheid, verschilt van kind tot kind."

Hoe belangrijk is het om de oorzaken van agressie te kennen?
"Daar is groot verschil van mening over. Sommigen zeggen: 'Pas als je de eerste oorzaken kent, kun je het oplossen.' Maar ik vind het vooral belangrijk om te weten waardoor een probleem in stand blijft. Als je de patronen die zich van dag tot dag herhalen doorziet, kun je een behandeling inzetten.

Voor het zoeken naar oplossingen is het niet zo interessant om te weten of het oorspronkelijk aan die onhandige ouder of aan het gen X of Y of Z lag. Het gaat er om wat je op dit moment kan doorbreken."

In een lezing elders had u het over 'veranderbaarheid'. Dat klinkt optimistisch.
"Ja! Zeker bij jonge mensen zijn er behoorlijke resultaten te boeken, omdat het gedrag nog niet zo ingesleten is: de vicieuze cirkels van thuis leer je bijvoorbeeld verbreken door vrienden van school, van wie je heel andere dingen leert. Of van je nieuwe opleiding, je baan.

Hoe 'leerbaar' of 'veranderbaar' een kind is, hangt van veel factoren af: je gevoeligheid voor beloning of straf bijvoorbeeld. Onderzoek wijst ook naar de relatie tussen leerbaarheid en werkgeheugen, als aspect van intelligentie.

In een ingewikkelde situatie, waarin ruzie op de loer ligt, moet je met je werkgeheugen een boel dingen blijven snappen: wat gebeurde er, wie deed wat eerst? Tegelijk moet je vooruitdenken: wat gebeurt er, als ik dit doe? Kinderen met bijvoorbeeld een licht verstandelijke beperking worden daarin snel overvraagd."

U spreekt over 'straffen en belonen'. Komt zoiets als intrinsieke motivatie ook in beeld?
"Natuurlijk. Alle mensen willen bij een groep horen en prettig meedoen. Oudertherapie is meer dan gedragstraining. Het gaat vooral ook om het scheppen van een goede band met ouders, een leerkracht of medeleerlingen.

Je ziet dat bijvoorbeeld in de Kanjertraining. Daar gaat het niet zozeer om regeltjes, maar veel meer over: hoe wil je met elkaar omgaan? Zo'n programma spreekt het verlangen aan deel te zijn van de groep."

We praten al een poos en er is nog geen diagnose genoemd. Zijn diagnoses van belang in de manier waarop u onderzoek doet?
"Stickerplakkerij is er genoeg, misschien wel te veel. Diagnoses hebben vaak het woord 'stoornis' in zich en dat klinkt al meteen als 'blijvend kapot'. Eigenlijk zijn het gedragspatronen die benoemd worden.

Bij ouderavonden schrik ik vaak, als ouders zeggen: 'Mijn kind heeft deze stoornis, dus hij moet dit.' Voor mij gaat het om de vraag: onder welke omstandigheden doet zich het gedrag voor? Van daaruit kun je aan de slag."

Uw lezing heeft als invalshoek 'beschikbaar zijn voor een kind dat boos is, hoe doe je dat?' Kunt u een tipje van de sluier oplichten?
"Interventies werken het best als je iedereen gelijktijdig kunt aanspreken; ouders, leerkrachten, het kind. 'Beschikbaar zijn' klinkt als de grootste vanzelfsprekendheid, maar als je in een vicieuze cirkel zit, is dat soms best lastig.

Neem de time-out of het strafbankje van nanny Jo Frost. Je weet dat warmte belangrijk is in de relatie met je kind, maar vaak is de straf van zo'n time-out dat jij je kind tijdelijk jouw warmte ontzegt. Dan ben je niet beschikbaar en dat is niet goed.

Mensen spreken inmiddels ook liever van een 'time-in', waarbij je een kind bijvoorbeeld rustig laat worden op je schoot. Dat is nadrukkelijk niet hetzelfde als 'slecht gedrag belonen'. Het verschil is best subtiel: het gaat erom dat je het gedrag afkeurt, maar wel uitstraalt dat je beschikbaar blijft. Soms is er bij het kind juist geen behoefte aan aanraking, maar wel altijd aan 'ik ben er voor je'.

Bij boosheid van kinderen zit vaak paniek: ze weten niet meer waarom ze doen zoals ze doen. Hen dan alleen laten, voelt heel eng voor een kind."

Heeft u nog een bemoedigende boodschap voor ouders die vastlopen?
"Laat ik zeggen dat het kan lukken om ook fors agressief gedrag te laten verminderen. Vaak met ogenschijnlijk kleine dingen waardoor grote veranderingen bewerkstelligd worden: hoe je spreekt, hoe je dingen te voren aankondigt.

Wondermiddelen zijn er niet. En je zult er samen aan moeten blijven werken. Maar denk nooit bij voorbaat: dit kind heeft een stoornis, dus dit is hopeloos."