Check onze 10 slimme tips om geld te besparen op je volgende gezinsvakantie

30 maart 2007 door Esther Schoneveld

Omgangsrecht en omgangsregelingen

Als ouders uit elkaar gaan, hebben ze meestal behoefte aan een duidelijke omgangsregeling voor de kinderen. Zoiets kun je gewoon onderling afspreken en regelen, maar soms is er een rechter voor nodig om eruit te komen. Esther Schoneveld behandelt de juridische aspecten.

Volgens de Nederlandse wet heeft iedere ouder bij wie het kind niet woont, in principe recht op omgang met het kind. Maar ook andere personen die een hechte band met het kind hebben, zoals de grootouders, kunnen de rechter vragen om een omgangsregeling vast te stellen.

Op zich is dat helder, maar in de praktijk kunnen zich toch allerlei vragen voordoen. Bijvoorbeeld: heb je ook recht op omgang als je je kind niet erkend hebt? Of: mijn ex is aan de drank, mag hij nu toch de kinderen zien? Of: wat kan ik doen als mijn ex de omgangsregeling niet nakomt? Hieronder zal ik antwoord proberen te geven op al dat soort vragen.

Omgangsrecht voor ouders

Iedere ouder heeft recht op omgang met zijn of haar kind. Met het begrip 'ouder' wordt bedoeld:

  • de moeder;
  • degene die het kind heeft erkend;
  • een adoptie-ouder;
  • degene van wie het vaderschap gerechtelijk is vastgesteld.

Het maakt niet uit wie het gezag heeft. Wat wél uitmaakt, is of het kind erkend is. Een (biologische) vader die zijn kind niet heeft erkend, heeft in principe dus geen recht op omgang. Hij kan de rechtbank wel vragen om een omgangsregeling, maar die stelt dan strengere eisen. Daarover straks meer.

Erkenning

Het kan dus zinvol zijn om het kind eerst te erkennen, als dat nog niet is gebeurd. Voor het erkennen van het kind is echter toestemming van de moeder vereist. Wanneer de moeder niet wil meewerken, kan de vader aan de rechtbank toestemming vragen het kind te erkennen. Dit wordt ook wel 'vervangende toestemming erkenning' genoemd, en heeft een grote kans van slagen, omdat kinderen recht hebben op een juridische vader. Alleen wanneer de vervangende toestemming niet in het belang van het kind is, zal hij geweigerd worden.

Door de erkenning staat het juridische ouderschap van de erkenner vast. Daar horen echter ook plichten bij, zoals het betalen van alimentatie.

Omgangsrecht voor niet-ouders

Niet alleen ouders kunnen de rechter vragen een omgangsregeling vast te stellen, maar ook de kinderen zelf.

Daarnaast kan de rechter een omgangsregeling vaststellen op verzoek van personen die een hechte band hebben met het kind. Het gaat dan vaak om de biologische vader die het kind niet heeft erkend (zie boven) of om de grootouders. Maar ook pleegouders, stiefouders, tantes, broers, nichtjes, etc. kunnen een omgangsregeling aanvragen.

De rechter zal dan kijken of er inderdaad sprake is van een hechte band tussen het kind en de niet-ouder. Een familieband alleen is niet genoeg. Grootouders zullen bijvoorbeeld moeten aantonen dat zij hun kleinkind een tijdlang met regelmaat zagen. Dat kan natuurlijk heel moeilijk zijn, als de ouder bij wie het kind woont, het contact al vanaf het begin heeft tegengehouden (waardoor er ook geen hechte band heeft kunnen ontstaan).

Biologische vaders hebben wat dat betreft iets meer mogelijkheden dan grootouders, omdat een biologische vader nog de route van de 'vervangende toestemming erkenning' kan volgen. Zodra die vervangende toestemming er is, en het kind erkend is, heeft hij recht op omgang en hoeft hij niet meer aan te tonen dat hij een hechte band met het kind heeft.

Behalve de hechte band is er nóg iets waar de rechter naar zal kijken bij niet-ouders, namelijk het belang van het kind. Als dat geschaad wordt, kan de omgangsregeling geweigerd worden. Daarbij zal de rechter ook de mening van het kind zelf vragen, als het oud genoeg is om een eigen mening te hebben en die te beargumenteren (in het algemeen bij 12 jaar en ouder). Let op: als het kind bezwaar maakt tegen een omgangsregeling, dan zal de rechter flink doorvragen, en moeten er echt heel zwaarwegende redenen zijn. Dat is onder andere bedoeld om te voorkomen dat het kind alleen maar herhaalt wat hem thuis is ingefluisterd.

Kortom: wanneer een niet-ouder heeft aangetoond dat er sprake is van een hechte band, en als er verder geen bezwaren zijn, zal de rechter een omgangsregeling vaststellen.

Wanneer moet er een omgangsregeling komen?

Als ouders uit elkaar gaan, is er vaak behoefte aan een duidelijke omgangsregeling. Zo'n regeling kán schriftelijk worden vastgelegd, maar dat hoeft niet. Ook is het niet verplicht om er een rechter bij te halen. In principe kunnen ouders onderling afspreken wat ze willen. Het is natuurlijk wel belangrijk dat de kinderen het met die afspraken eens zijn.

Als de ouders er samen niet uitkomen, kan een van hen aan de rechter vragen om een omgangsregeling vast te stellen. Dat kan tijdens een echtscheidingsprocedure, maar dat hoeft niet. Het kan bijvoorbeeld zijn dat de ouders nooit getrouwd waren, of zelfs nooit hebben samengewoond. Of er kan een verandering in de omstandigheden hebben plaatsgevonden, waardoor er eerst geen omgangsregeling nodig was maar nu wel.

Kortom: eigenlijk kun je op ieder moment aan de rechter vragen om een omgangsregeling vast te stellen.

Voorlopige omgangsregeling

In sommige situaties kan de rechter niet meteen een definitieve uitspraak doen. Bijvoorbeeld omdat er nader onderzoek nodig is, of omdat de omgang langzaam opgebouwd moet worden en er tussentijds geëvalueerd moet worden. De rechter kan dan een voorlopige omgangsregeling vaststellen en bepalen dat de ouders een aantal maanden later terug moeten komen om de voortgang te bespreken.

Als er nader onderzoek nodig is, kan de rechter de rechter de Raad voor de Kinderbescherming vragen om een onderzoek te doen en daarna advies uit te brengen. Meestal volgt de rechter dat advies op. Zolang het onderzoek nog loopt, kan de rechter – als die daar mogelijkheden voor ziet – al wel een voorlopige omgangsregeling vaststellen.

Wanneer kan een omgangsregeling gewijzigd worden?

Het kan gebeuren dat er na het vaststellen van een omgangsregeling iets veranderd is in de omstandigheden. Ook kan het voorkomen dat men bij het vaststellen van een omgangsregeling was uitgegaan van onjuiste of onvolledige gegevens. In al dat soort gevallen kan een ouder de rechter vragen om een bestaande omgangsregeling te wijzigen.

Ontzeggingsgronden

Er zijn gevallen waarin de rechter geen omgangsregeling zal vaststellen (eventueel tijdelijk). De rechter 'ontzegt' de ouder dan het recht op omgang. Dat kan echter alleen wanneer deze ouder geen gezag heeft over het kind, en als er bovendien sprake is van een of meer van de volgende situaties:

  • als de omgang ernstig nadeel zal opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind;
  • als de ouder niet geschikt of niet in staat is tot omgang;
  • als het kind 12 jaar of ouder is, en ernstige bezwaren heeft tegen de omgang;
  • als de omgang om een andere reden in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.

In de praktijk kan het bijvoorbeeld gaan om een omgangsregeling die zoveel spanning oplevert voor het kind, dat het kind daar erg onder lijdt. Of het kan gaan om een ouder die het kind heeft mishandeld, of seksueel heeft misbruikt. Ook wanneer de ouder steeds onder invloed is van drank of drugs in het bijzijn van het kind, of als de ouder dreigt met ontvoering van het kind, kan omgang worden ontzegd.

Weerstand van de ouder bij wie het kind woont, is op zich geen reden om een omgangsregeling te weigeren. Er moet dus in ieder geval sprake zijn van ernstige bezwaren. Het uitgangspunt is immers dat het goed is voor de ontwikkeling van het kind, om omgang te hebben met de ouder bij wie het niet woont.

Tenslotte zal de rechter ook geen regeling vaststellen wanneer hij of zij vindt dat het kind een leeftijd heeft bereikt waarop het zelf kan bepalen wanneer het naar de andere ouder toegaat. Let op: wanneer de ouder het gezag over het kind heeft, en wanneer er sprake is van een of meer van de eerder genoemde situaties (zie boven), kan de rechter het omgangsrecht alleen maar tijdelijk opschorten.

En als de regeling niet wordt nagekomen?

Een omgangsregeling moet in principe worden nagekomen. Of de omgangsregeling onderling of door de rechter is vastgesteld, maakt daarbij niet uit. Wanneer de ouder bij wie het kind woont, de omgangsregeling zonder redenen structureel niet nakomt (dus nooit het kind brengt of altijd weigert om het af te geven), kan de andere ouder actie ondernemen door naar de rechter te stappen. Die kan geen strafrechtelijke sancties opleggen (zoals in België) maar wel een dwangsom opleggen voor iedere dag dat de omgangsregeling niet wordt nagekomen.

Als de ouder echt geen andere uitweg meer ziet, kan hij of zij de rechter ook vragen om afgifte van het kind te bevelen, zo nodig met hulp van de politie. En in uitzonderlijke situaties kunnen er uitzonderlijke maatregelen genomen worden, zoals een verplichte verhuizing van het kind naar de andere ouder, ontnemen van het gezag, etc. Maar wat in ieder geval niet kan, is eigenhandig de alimentatie staken of verminderen. Alleen de rechter kan zoiets bepalen (in uitzonderlijke omstandigheden).

Bemiddeling

Om de omgangsregeling te laten slagen, moet iedereen het met elkaar eens zijn over de inhoud van de regeling en de manier waarop die wordt uitgevoerd. Blijven communiceren is daarbij heel belangrijk.

Toch kunnen er natuurlijk problemen ontstaan, of situaties waarin je er samen niet uitkomt. Het kan dan handig zijn om een bemiddelaar in te schakelen die als neutrale derde persoon kan helpen om de omgangsregeling in goede banen te leiden.