Check onze 10 slimme tips om geld te besparen op je volgende gezinsvakantie

28 oktober 2007 door Maria Spek

Zijn enig kinderen zielig, verwend, en egoïstisch?

Zijn enig kinderen nu beter of slechter af dan kinderen die opgroeien met broertjes en zusjes, of maakt het niet uit? Maria Spek inventariseerde al het onderzoek.

Meer dan honderd jaar geleden zei de vooraanstaande psycholoog Stanley Hall: "Enig kind zijn is een ziekte". Hiermee verwoordde hij de algemeen heersende opvatting dat opgroeien zonder broers en zussen alleen maar negatieve effecten heeft op een kind.

Onderzoek onder enig kinderen had in die tijd vooral tot doel om dit negatieve beeld te bevestigen. Volgens een onderzoek uit 1898 zouden enig kinderen vergeleken met andere kinderen minder gezond zijn, meer kans hebben op stoornissen, minder goed presteren op school en weinig sociale vaardigheden hebben. Ook ging men ervan uit dat zij vaker imaginaire vriendjes hadden, hetgeen in die tijd als iets negatiefs gezien werd. (Tegenwoordig niet meer!) Verder luidde de conclusie van dit onderzoek dat enig kinderen zelfzuchtig en verwend zouden zijn.

Tegenwoordig hebben enig kinderen en hun ouders nog steeds te maken met dit soort vooroordelen. En niet alleen in Nederland. Want uit onderzoek is gebleken dat ook in de Verenigde Staten, Engeland, Korea en China veel mensen een negatief beeld hebben van enig kinderen.

Maar klopt dat beeld wel? Is het echt een nadeel om enig kind te zijn? Zijn enig kinderen anders dan kinderen met broers en zussen? Al dit soort vragen zullen hieronder beantwoord worden. Maar dan gebaseerd op recent onderzoek.

Veel onderzoek

De laatste tijd is het wel en wee van enig kinderen intensief onderzocht, zowel in Europa als in Amerika en Azië. De meeste van die onderzoeken laten zien dat het allemaal niet zo negatief is als voorheen (en soms nog steeds) gedacht wordt.

Veel deel-onderwerpen zijn onderzocht door meerdere onderzoekers. Vaak komen die onderzoekers tot dezelfde conclusies, waardoor de juistheid van die conclusies heel waarschijnlijk is. Dat is bijvoorbeeld het geval bij onderzoek naar de gemiddelde intelligentie van enig kinderen. De conclusie is dan dat enig kinderen gemiddeld iets intelligenter zijn dan hun leeftijdgenoten met broers en zussen. Straks meer daarover, onder 'Is een broer of zus noodzakelijk?'

Soms blijken de onderzoeken elkaar ook tegen te spreken. Je kunt je dan vraag stellen hoe dat komt. De verklaring kan bijvoorbeeld liggen in verschillen in cultuur, tijd, leeftijd, of de manier waarop bepaalde kenmerken gemeten zijn.

Daar waar de onderzoeken verschillende dingen zeggen, zal dat hieronder expliciet vermeld worden.

Elk kind is anders

Als je iets te weten wilt komen over enig kinderen, moet je je terdege realiseren dat het enig kind niet bestaat. Elk kind is anders. Er is maar één overeenkomst die altijd geldt, namelijk dat enig kinderen opgroeien zonder broertjes en zusjes. Voor de rest is het een stuk vager. Er blijken vooral veel verschillen te zijn. Onder andere tussen jongens en meisjes.

Wanneer er dus iets beweerd wordt over het enig kind, moet je altijd op je hoede zijn, en mag je nooit vergeten dat elk enig kind zijn of haar eigen kwaliteiten en kenmerken heeft. Daarbij komt dat elk enig kind andere ouders en andere vriendjes heeft. Ze wonen in verschillende buurten en ze gaan naar verschillende scholen. Dat heeft allemaal invloed op het kind.

Kortom: het feit dat een kind opgroeit zonder broers en zussen, is zeker niet de enige factor die van invloed is op zijn of haar karakter en ontwikkeling.

Eenzaamheid

Omdat enig kinderen thuis geen gezelschap hebben van broers en zussen, zouden zij vaker eenzaam kunnen zijn. In de praktijk blijkt dat echter niet het geval te zijn.

Amerikaanse onderzoekers hebben twintigers geïnterviewd die zijn opgegroeid als enig kind. Het grootste deel van deze groep gaf aan dat zij zich als kind niet eenzaam hadden gevoeld. Zij noemden in dit verband de vertrouwelijke relatie met hun ouders die zij hadden kunnen opbouwen, waardoor gevoelens van eenzaamheid niet aan de orde waren.

Ook kun je kijken naar de vriendschappen van enig kinderen. Contact met vrienden zorgt ervoor dat je je minder snel eenzaam zult voelen. Gebleken is dat enig kinderen gewoon evenveel vrienden hebben als andere kinderen van hun leeftijd.

Sociale vaardigheden

Bij het opgroeien moet een kind sociale vaardigheden ontwikkelen. Met andere woorden: het kind moet leren omgaan met andere mensen, zowel met volwassenen als met andere kinderen. Juist de omgang met andere kinderen zou voor enig kinderen een probleem kunnen vormen. Een enig kind heeft immers geen broers en zussen.

Het ligt voor de hand om te denken dat een kind in de dagelijkse omgang met broers en zussen sociale vaardigheden verkrijgt, zoals bijvoorbeeld delen, ruzies oplossen, overleggen, samenwerken en samen spelen. Dit wordt echter niet gesteund door onderzoek.

Over enig kinderen in de voorschoolse leeftijd is niet zoveel bekend. Wel is een klein onderzoek uitgevoerd naar het speelgedrag van Amerikaanse peuters en kleuters. Hierbij werd onder andere gekeken naar de gesprekjes die tussen kinderen plaatsvonden, en naar de manier waarop kinderen alleen of samen speelden. De conclusie van dit onderzoek was dat enig kinderen zich niet anders gedroegen dan de kinderen die wél broers en zussen hadden.

Over oudere kinderen en hun omgang met leeftijdgenoten is meer bekend. In 2004 is een onderzoek gepubliceerd dat is uitgevoerd onder een groot aantal Amerikaanse kinderen. Hierbij werden de sociale vaardigheden van enig kinderen vergeleken met die van andere kinderen. De conclusie was dat de enig kinderen over het algemeen minder sociaal vaardig waren. De onderzoekers concludeerden dat het ontbreken van broers en zussen een negatieve invloed heeft op de sociale vaardigheden die nodig zijn bij de omgang met leeftijdgenoten.

Uit eerder uitgevoerde onderzoeken bleek echter dat enig kinderen toch weer niet verschillen wat betreft sociale vaardigheden. Een eenduidig antwoord met betrekking tot de sociale vaardigheden van enig kinderen kan dus niet gegeven worden. Misschien kan hieruit geconcludeerd worden dat de ontwikkeling van sociale vaardigheden wordt bepaald door een groot aantal factoren, waardoor de aan- of afwezigheid van broers en zussen relatief weinig invloed heeft.

Vriendschappen

Er is onderzoek gedaan naar vriendschappen van kinderen van 6 tot 12 jaar. Bij deze kinderen is de kwaliteit van hun vriendschappen gemeten.

De kwaliteit van een vriendschap werd bepaald door verschillende factoren, zoals:

  • hoe vaak de vrienden in de pauze met elkaar spelen;
  • of een vriend enthousiast is over de ideeën van een kind;
  • of vrienden elkaar helpen bij moeilijke dingen.

Uit dit onderzoek is gebleken dat de kwaliteit van de vriendschappen van enig kinderen niet afwijkt van die van andere kinderen.

Plaats in de groep

Wanneer het gaat om het gedrag en de plaats van een kind binnen een groep, is populariteit belangrijk. Populariteit houdt bijvoorbeeld in dat het kind wordt gekozen bij gymlessen, dat het regelmatig de leiding krijgt en veel vrienden heeft. Over het algemeen is het zo dat populaire kinderen goed omgaan met klasgenoten en het geen probleem vinden om voor de groep iets te vertellen.

Een vergelijking van 21 (!) Amerikaanse studies gaf als conclusie dat enig kinderen niet anders zijn wat betreft populariteit. Dit resultaat is overigens niet exclusief van toepassing op Amerika. Ook onderzoek onder 12-jarige Koreaanse kinderen gaf geen verschil tussen enig kinderen en andere kinderen wat betreft populariteit.

Persoonlijkheid

Twintig jaar geleden werd in China een studie uitgevoerd naar het gedrag van enig kinderen in vergelijking met andere kinderen. De resultaten hiervan waren zeer negatief. Volgens de onderzoekers waren enig kinderen egocentrisch, en zouden ze minder doorzettingsvermogen hebben.

Andere onderzoekers in China interviewden leerkrachten en ouders van enig kinderen. Die zeiden dat deze kinderen vaker vervelend gedrag vertonen. Hiermee werd bedoeld dat ze vaker boos werden, hun zin wilden hebben, sneller driftig werden, en zelfzuchtig waren.

Kun je op grond hiervan zeggen dat enig kinderen in het algemeen een minder positieve persoonlijkheid ontwikkelen? Waarschijnlijk niet. Het ging namelijk alleen maar over Chinese kinderen, waaraan misschien andere eisen worden gesteld dan aan Westerse kinderen. Onderzoeken uit andere landen geven andere resultaten.

De onderzoekers Polit en Falbo (1987) hebben maar liefst 141 studies vergeleken waarin de persoonlijkheid van enig kinderen beschreven werd. De gemiddelde leeftijd van alle kinderen was 17 jaar en het grootste deel van de onderzochte kinderen was afkomstig uit de Verenigde Staten.

Allereerst is uit dit samenvattende onderzoek gebleken dat enig kinderen niet anders zijn wat betreft de volgende kenmerken:

  • dominantie;
  • volwassenheid;
  • zelfcontrole;
  • zelfwaardering;
  • tevredenheid;
  • sociale deelname;
  • relatie met ouders;
  • populariteit.

Op al deze punten waren de verschillen tussen enig kinderen en andere kinderen minimaal. En áls er al (zeer kleine) verschillen gevonden werden, dan vielen die meestal juist gunstig uit voor de enig kinderen.

Er bleek maar één eigenschap te zijn waarop enig kinderen duidelijk anders zijn, namelijk op het gebied van prestatiemotivatie. Enig kinderen hebben sterker de wens om hoog te presteren en willen ook werken om iets te bereiken.

De conclusie van Polit en Falbo was dat opgroeien zonder broers en zussen geen grote invloed heeft op de persoonlijkheid van een kind. Wanneer er wel sprake is van invloed, dan is dat in het voordeel van de enig kinderen.

Prestaties en intelligentie

Op sommige fronten zijn enig kinderen duidelijk in het voordeel, zo blijkt uit veel onderzoeken. Onder andere: prestaties en intelligentie. Wanneer intelligentietests worden afgenomen, blijkt dat enig kinderen gemiddeld een iets hoger IQ hebben.

Zoals te verwachten zijn ook hun schoolprestaties gemiddeld iets hoger. Waarschijnlijk heeft dat niet alleen te maken met de gemiddeld hogere intelligentie, maar ook met het feit dat enig kinderen over het algemeen meer gemotiveerd zijn om hoog te presteren op school. Ze willen graag goede cijfers halen.

Een andere verklaring die wordt gegeven voor de hogere prestaties is het feit dat ouders van één kind meer tijd hebben om bepaalde vaardigheden met hun kind te oefenen en ze te helpen met hun schoolwerk.

Het feit dat enig kinderen gemiddeld wat intelligenter zijn dan kinderen met broertjes en zusjes, moet trouwens wel op zijn waarde geschat worden. Ten eerst heeft niet elk enig kind een bovengemiddelde intelligentie. Het gaat slechts om gemiddelden. Ten tweede is intelligentie voor een groot deel genetisch bepaald. En ten derde hangt intelligentie van nog veel meer factoren af dan erfelijkheid en al of niet enig kind zijn.

De noodzaak van broers en zussen

Zijn broertjes en zusjes noodzakelijk voor een goede ontwikkeling? Het antwoord laat zich raden (nee, natuurlijk niet) omdat het hebben van broers en zussen zowel positieve als negatieve kanten kan hebben. Enerzijds kunnen ze elkaar het leven flink zuur maken, terwijl ze anderzijds ook veel plezier kunnen hebben en dingen van elkaar kunnen leren.

Contact met broers en zussen heeft onmiskenbaar invloed op de ontwikkeling van het karakter, de persoonlijke controle en de sociale vaardigheden. Maar dat is niet voorbehouden aan het hebben van broers en zussen. Alle hechte relaties van het kind hebben invloed. Het maakt daarbij niet uit of dit alleen de relatie met de ouders is, of ook de relatie met broers en zussen.

Sommige onderzoekers denken zelfs dat het opbouwen en onderhouden van vriendschappen het sterkst beïnvloed wordt door de relatie van kinderen met hun ouders. Broers en zussen zouden dan eventueel als plaatsvervangers van de ouders kunnen fungeren.

Interessant in dit verband zijn de onderzoeken die zich concentreerden op de grootte van gezinnen. Hieruit is namelijk gebleken dat de verschillen tussen enig kinderen en oudste kinderen opvallend klein zijn. Oudste kinderen en enig kinderen vormen dus eigenlijk één groep. Jongste kinderen uit grotere gezinnen vormen daarentegen wel duidelijk een andere groep dan enig kinderen.

Om deze reden is door verschillende onderzoekers geconcludeerd dat het kenmerk van enig kinderen niet is dat zij geen broers en zussen hebben, maar vooral dat zij een relatie met hun ouders hebben die intensiever is dan die van kinderen uit grotere gezinnen. Kinderen met slechts één broer of zus hebben óók deze intiemere relatie met hun ouders, waardoor zij op enig kinderen lijken.

Het opvoeden van een enig kind

Ouders die slechts één kind opvoeden, hebben over het algemeen veel tijd en aandacht voor hun kind. Dat is mooi, maar roept ook vragen op. Geef ik mijn kind niet té veel aandacht? Moeten we bang zijn dat we ons kind te veel verwennen?

Om met het laatste te beginnen: juist omdát sommige ouders denken dat hun kind het risico loopt verwend te worden, zullen zij ervoor zorgen dat dat niet gebeurt. Het wordt dus een self denying prophecy, oftewel een voorspelling waarvan het resultaat vanzelf achterwege blijft omdát je de voorspelling hebt gedaan. Dit is vergelijkbaar met de voorspelling dat er een bepaalde griep in aantocht is, waardoor er tegen die griep ingeënt kan worden. In de sfeer van ouders en kinderen zie je het ook bij leerkrachten die hun eigen kinderen in de klas hebben. Die zullen hun eigen kinderen juist strenger gaan behandelen dan de rest, om de schijn te vermijden dat ze ze zouden voortrekken.

En wat het geven van veel aandacht betreft: dat is beslist niet hetzelfde als verwennen. Een studie naar het sociale gedrag van enig kinderen (van ongeveer 12 jaar) toonde aan dat hun gedrag vooral samenhangt met de belangstelling van de moeder voor haar kind. Hoe meer belangstelling, hoe positiever het sociale gedrag.

Het ging daarbij om de volgende vormen van 'belangstelling tonen':

  • geïnteresseerd zijn in wat het kind bezighoudt;
  • het kennen van zijn of haar vrienden;
  • op de hoogte zijn van het huiswerk van het kind;
  • praten met het kind;
  • luisteren naar het kind.

Daarnaast heeft het geven van aandacht positieve invloed op de zelfwaardering van het kind. De manier waarop een kind zichzelf ziet, wordt voor een deel bepaald door de manier waarop de omgeving met het kind omgaat. Wanneer ouders hun kind laten merken dat het gewenst en geliefd is, is de kans groter dat dit kind een positief zelfbeeld ontwikkelt.

Overbescherming

Belangstelling hebben voor je kind is goed (zie boven), maar moet niet de vorm aannemen van overbescherming. Wanneer de moeder overbeschermend is, blijken enig kinderen vaker minder sociaal vaardig te zijn.

Overbescherming wordt gekenmerkt door de volgende gedragingen van de ouders:

  • overmatig betrokken zijn op het kind;
  • het kind helpen met dingen die het al zelf kan;
  • vaak bang zijn dat er iets met het kind gebeurt;
  • het kind weinig vrijheid geven;
  • het kind afhankelijk maken van de ouders.

Bij het opvoeden van een enig kind moet je dus steeds een balans zoeken. Aan de ene kant is het geven van aandacht heel goed, maar aan de andere kant moet je je kind ook kunnen loslaten en voldoende vrijheid kunnen geven. Anders gaat het met zijn of haar sociale vaardigheden alsnog mis.

Alleenstaande ouders

Tot nu toe ging het vooral over enig kinderen die opgroeien met zowel een vader als een moeder. Er zijn echter ook enig kinderen die worden opgevoed door één ouder. Hoewel er al veel onderzoek is gedaan onder een-oudergezinnen, is er nog relatief weinig bekend over de positie van enig kinderen binnen een-oudergezinnen. Daar valt dus minder over te zeggen dan we zouden willen.



Er is één studie uitgevoerd onder pubers die opgroeiden met alleen hun moeder, en zonder broers of zussen. Hierbij ging het echter specifiek om moeders met psychische problemen. Deze moeders hadden de neiging om over hun kinderen te praten alsof het leeftijdgenoten waren. En niet ten onrechte, want hun kinderen gedroegen zich ook daadwerkelijk als pseudo-volwassenen. Hun houding, hun manier van spreken, en hun omgang met anderen was volwassener dan je zou verwachten op grond van hun leeftijd.

De voornaamste conclusie van deze studie was dat een enig (puber)kind een risico loopt wanneer de alleenstaande ouder zelf niet stevig in zijn of haar schoenen staat. En omgekeerd: hoe stabieler de (alleenstaande) ouder, hoe beter het is voor het kind. Je had het niet anders verwacht natuurlijk.

Maar hoe voor de hand liggend de resultaten ook zijn, de boodschap is er niet minder krachtig om. Alleenstaande ouders met één kind moeten zich bewust zijn van de rol van hun kind (als kind) en van hun eigen rol als volwassene. Het kind moet zich op een natuurlijke manier kunnen ontwikkelen, die past bij de leeftijd. De ouder moet dus zorgen voor een gezonde ouder/kind-relatie, waarbij het kind niet wordt behandeld als een volwassene. Een alleenstaande moeder moet bijvoorbeeld niet haar belastingpapieren laten invullen door haar puberzoon, ook al vindt hij dat leuk en ook al zijn beide partijen trots op zo'n prestatie. Later kan hij daar gewoon last van krijgen.

Vooroordelen

Uit de meeste wetenschappelijke onderzoeken blijkt (zie boven) dat het nauwelijks een probleem is om op te groeien als enig kind. Toch denken veel mensen dat het wél een probleem is. En dat heeft invloed op zowel de ouders als de kinderen.

Ouders met één kind kunnen zich laten beïnvloeden door het negatieve stereotype van enig kinderen. Ze kunnen – zoals eerder gezegd – bijvoorbeeld meegaan in het algemene idee dat enig kinderen verwende nesten zijn, waardoor ze hun eigen kind juist strenger gaan opvoeden dan normaal.

Ook kan het gebeuren dat ouders door het negatieve imago van enig kinderen een tweede kind willen. Het motief is dan niet positief (we willen nog een kind omdat we dat leuk vinden) maar negatief (we willen nog een kind omdat we niet willen dat ons eerste kind alleen blijft).

En wat de (enig) kinderen zelf betreft: die kunnen een gebrekkige zelfwaardering ontwikkeling krijgen omdat anderen zeggen dat er iets mis met hen. Er is dan sprake van een self-fulfilling prophecy.

Groot gemis

Op grond van het beschikbare onderzoek lijken enig kinderen niet zielig te zijn. De meesten van hen zijn gewoon sociaal, hebben vrienden, hebben een goede tot zeer goede relatie met hun ouders, en zijn gemiddeld slimmer dan hun leeftijdgenoten.

Desondanks is het mogelijk dat een kind de afwezigheid van een broer of zus als een groot gemis ervaart. De psychologe Patricia Nachman ziet dat als een gevolg van de houding van de ouders. In haar boek 'Uw enig kind' (oorspronkelijke titel: You and your only child) wordt onder meer een 7-jarig meisje ten tonele gevoerd dat ongelukkig is over het feit dat zij enig kind is. Haar grootste verlangen is een zusje. Bij nader inzien blijken ook de ouders deze wens te hebben, en intensief bezig te zijn met vruchtbaarheidsbehandelingen. In dit geval is het dus mogelijk dat het meisje beïnvloed is door de kinderwens van haar ouders.

Bedenk wel dat dit slechts een case is, en dat er nog geen wetenschappelijk onderzoek bestaat waarin is aangetoond dat enig kinderen die zeuren om een broertje of een zusje dat eigenlijk doen omdat hun ouders zo graag nog een kind willen. Het kan, maar het is nog niet aangetoond. Los daarvan kan het natuurlijk geen kwaad om je als ouders van een enig kind te realiseren dat je eigen houding van invloed zou kunnen zijn op die van je kind.

Wat vinden ze er zelf van?

Terug naar de vraag of enig kinderen zielig zijn. Wat vinden ze daar zelf van? Hoe ervaren zij het?

Amerikaanse jongvolwassenen bleken het soms wel jammer te vinden dat ze geen broer of zus als vertrouweling hadden. Ook voelden ze soms extra druk om de presteren, omdat hun ouders het alleen van hen verwachtten. Ook maakten sommigen zich zorgen over later wanneer alleen voor de ouders gezorgd moet worden of je zonder naaste familie achter blijft.

De onderzochte jongeren vonden het geen enkel probleem om als enig kind op te groeien. noemden als voordelen dat ze niet te maken hadden rivaliteit tussen broers en zussen, en dat ze konden genieten van tijd alleen. Ook vonden ze het positief dat ze de aandacht van hun ouders met niemand hoefden te delen en dat ze een hechte relatie met hun ouders konden ontwikkelen.

Deze conclusie wordt bevestigd door interviews met Nederlandse kinderen. De onderzoekers concluderen dat opgroeien zonder broers en zussen geen groter risico geeft op een ongelukkige jeugd.