7 september 2020 door Vera Bijma

Daar zakt mijn broek van af

“Haha, papa heeft in zijn broek geplast!” giert zoonlief uit. Het is prachtig weer en ze rennen met waterspuiten achter elkaar aan door de tuin. Mijn echtgenoot heeft net de volle lading gekregen. Recht in zijn kruis. En iets zegt me dat dit niet toevallig is.

Een typisch voorbeeld van een zomerdag bij ons thuis. Zeven jaar is onze zoon inmiddels, maar alles met poep en plas vindt hij nog altijd reuzegrappig. Ongetwijfeld een fase die wat langer duurt. En misschien zelfs wel extra lang bij jongens. Ik sta soms met mijn oren te klapperen als ik hem met zijn vriendje de meest vieze fantasiewoorden hoor bedenken. ‘Kakastrontpiemelauto’, dat soort dingen. En een lol dat ze dan hebben.

Nog niet zo lang geleden gebruikte hij ook vieze woorden als hij boos was. Dan heette ik ineens ‘stomme piemelmama’ of een variant daarop. Dat is inmiddels gelukkig niet meer zo. Nu ben ik gewoon ‘stom’. Toch wel een bijzondere promotie, vind ik.

Maar wat ik nu zo grappig vind, is dat hij, ondanks zijn vieze praatjes, tegenwoordig ontzettend preuts doet. Als hij zich moet aankleden, gaat hij achter de bank staan en mag niemand kijken. Mama niet. En papa zéker niet. “Niet kijken, hè,” klinkt het dan herhaaldelijk in onze richting.

Tijdens onze zomervakantie aan zee was het precies hetzelfde liedje. Na een tijdje in zee te hebben gespeeld met zijn bodyboard – zo’n surfplank om op te liggen – kwam zoonlief bibberend naar de handdoek terug. Om hem weer op temperatuur te krijgen, zat er niets anders op dan zijn natte zwemkleding uit te trekken. Maar hoe koud hij het ook had, hij wilde er zeker van zijn dat niemand hem in zijn blootje kon zien. Na veel geklungel met een handdoek om zijn middel, stapte hij met zijn voeten vol zand in zijn onderbroek. Alles voor de goede zaak, zullen we maar zeggen.

Gisteren ging hij naar een proefles van de plaatselijke zwemclub. Als hij het leuk vindt, mag hij half september van start gaan. Zijn vriendje was al eens gaan proefzwemmen en zijn mama had me gewaarschuwd dat ze wegens de coronatoestanden de kleedkamers niet gebruiken. De kinderen moeten nu thuis hun zwemkleding al aantrekken. En dan hun gewone kleren eroverheen doen. Langs de kant van het zwembad kunnen ze die dan uittrekken en in hun tas steken. Tot zover geen probleem.

Maar na afloop van de zwemtraining is het een heel ander verhaal natuurlijk. Dan staan ze in hun natte zwemkledij op een hoopje zonder enige privacy, jongens en meisjes door elkaar. Dus hadden we zoonlief gerustgesteld dat hij zijn zwembroek mocht aanhouden als hij dat wilde. “Droog je maar gewoon af, dep je zwembroek zo goed mogelijk droog en doe dan maar je korte broek weer over je zwembroek heen,” had ik hem gezegd.  

Ook had ik hem voor de zekerheid de grootst mogelijke handdoek meegegeven. Zo’n capehanddoek met een mutsje eraan. Ik liet hem zien hoe hij zich dan eventueel toch van zijn natte zwembroek kon ontdoen zonder dat iemand het zou zien. Omdat ik weet hoe akelig koud zo’n nat broekje voelt, zelfs in de zomer. En zeker voor zo’n koukleum als hij. Ik ben er zelf namelijk ook een.

Kortom: ik had mijn uiterste best gedaan om ons preutse mannetje te beschermen tegen gênante situaties en de kou.

Na afloop van de training bleek hij zijn zwembroek toch nog onder zijn korte broek aan te hebben. Ik vroeg hem of hij zich in de toiletten van de cafetaria wilde omkleden voordat we naar huis vertrokken. Maar nee, dat hoefde niet. Hij had het niet koud, zei hij tot mijn verbazing.

De volgende ochtend geef ik hem kleren om aan te trekken. Hij pakt ze aan, gooit ze aan de kant, trekt zijn pyjamabroek uit en begint een piemeldansje voor het raam te doen. Als ik van mijn verbazing (en van het lachen) ben bekomen, zeg ik tegen hem: “Nu sta je ineens bloot voor het raam. Maar gisteren heb je na het zwemmen wel je zwembroek aangehouden.”

Waarop hij me nonchalant aankijkt en zegt: “Nee, hoor. Die heb ik uitgetrokken. Daarna heb ik hem met de handdoek afgedroogd. En weer aangetrokken.”

Nu zakt mijn broek af.