Ben jij eigenlijk voorbereid op het ouderschap en je baby? Dit kun je doen

9 oktober 2019 door Paul Morsch

Hé, kom eens helpen?

Astrid en Paul proberen zich als ouders van hun drie kinderen Bram (5), Anne (10) en Lot (11) zo goed mogelijk door het leven te worstelen.

Afgelopen weekend was ik samen met dochter Lotte en twee vriendinnetjes bij ‘Generation Discover’, een technologisch festival voor de jonge jeugd. Aan het einde van de ochtend zitten we aan een tafel waar kinderen autootjes in elkaar mogen knutselen, die dan op zout water kunnen rijden. Naast Lotte zit een jongetje met zijn vader op een stoel die bedoeld is voor kinderen. De vader wijst zijn zoon vrijwel onafgebroken op de voordelen van ‘iets’ met techniek doen. De jongen laat de adviezen geroutineerd van zich afglijden.

Met een opgetrokken neus houdt de jongen de losse elementen die voor hem op tafel liggen in de lucht, tijdens weer een betoog van vader over toekomstperspectief.

‘Moet ik dìt in elkaar zetten?’ maakt de jongen ons deelgenoot van zijn verwondering.

De meisjes zijn ondertussen aan het knutselen geslagen en één van de vriendinnetjes van Lotte heeft haar brokstukken geassembleerd tot iets dat al heel aardig op een autootje lijkt. Dat verbetert de interesse van de jonge ontdekker voor het project nochtans niet. Met een royaal gebaar veegt hij zijn eigen brokstukken in het project van Lotte. Zijn vader veegt, met een licht geïrriteerd gezicht naar Lotte, een willekeurige hoeveelheid projectelementen terug naar de plaats van zijn zoon. Als één van beide projecten nog compleet is, moet dat toeval zijn.

‘Hé jij, kom eens helpen,’ roept de vader tegen de jongen met het witte help-T-shirt, het rode hoofd en druppeltjes zweet. De jongen is bij een ander ouderstel aan het helpen met ook een gestrande zoon.

‘Ik kom er zo aan meneer. Ik ben bijna klaar,’ zegt de jongen.

‘Hé vriend, pak anders vast een nieuw setje voor mijn zoon, wil je?’ houdt de vader nog even aan.

‘Ik kom er echt zo aan meneer.’

‘Hé pipo, ik heb net anderhalf uur in de auto gezeten,’ argumenteert de vader. De help-jongen aarzelt waarschijnlijk omdat hij even in verwarring is. Dit verontrust vader twee waar de jongen nu helpt.

‘Wij hebben twee uur in de auto gezeten hoor,’ is zijn tegenbod.

Daarna bieden beide mannen nog een tijdje tegen elkaar op. Over hoe lang het geleden is dat de laatste maaltijd is genuttigd, hoe ver het lopen is naar de parkeerplaats en bovenal hoeveel last ze hebben gehad van om het even wat. De help-jongen kijkt jaloers naar de twee gestrande jongens die zich verwijderen met hun telefoons. Niets verbroedert nu eenmaal zo bij pubers als goede wifi.

Even later zie ik de jongen met het witte help-t-shirt voorover gebogen op een stoel zitten, zijn hoofd hangt naar de grond gekeerd tussen zijn handen. Ik schat hem amper drie jaar ouder dan de oudste deelnemertjes.

‘Weer een ronde overleefd,’ klop ik bemoedigend op zijn schouders en houd hem een bekertje water voor.

‘Doordeweeks komen die kinderen met school,’ zijn ogen zijn ietsje vochtig. ‘Dan is het echt leuk om te helpen. De weekenden zijn een drama. Dan komen de ouders. In mijn tijd waren ouders echt anders.’

‘Zeker,’ leg ik mijn hand op zijn schouder, ‘wij hadden nog een beetje normale ouders.’