10 juni 2020 door Vera Bijma

Honger

"Mama, ik heb honger!" klinkt het naast me. Ik zit op het voeteneind van mijn zoontjes bed en werp een moedeloze blik op de wekker.

Zucht. Het is al bijna negen uur, hij zou allang moeten slapen. Morgen moet hij weer vroeg opstaan. En ik wil niet dat hij half slapend in de schoolbank hangt. En ook niet onbelangrijk: ik moet zelf nóg vroeger opstaan om alles klaar te maken en moet dus ook op tijd mijn bed in. Maar ik wil eerst nog wel even op de bank hangen voor een beetje me-time. Dat uiterst zeldzame momentje waarop je even niets hoeft, weet je wel.

Ik besluit er niet op in te gaan. Hij heeft zijn bord leeggegeten en een lekker chocoladetoetje achter de kiezen. Dus zo erg kan die honger niet zijn. Bovendien heb ik echt geen zin om het hele tandenpoetsriedeltje opnieuw te moeten beginnen. Dat is hier altijd een energieslurpende bezigheid met veel ge-sta-nou-toch-eens-stil.

"Ik heb echt nog honger, mama." Hij geeft het niet op. Maar ik ook niet. Ik zwijg en wacht tot het vanzelf overgaat. Of nog beter: tot hij in slaap valt. "Wat heb ik een honger," klinkt het weer. Hm, dit begint verdacht veel op een aflevering van Bert en Ernie te lijken. Die waarin ze in bed liggen en Ernie de hele tijd op luide toon meedeelt dat hij zo'n dorst heeft. Echt hilarisch! Behalve als het je eigen oogappel betreft en je het vermoeden hebt dat hij gewoon een manier zoekt om nog niet te hoeven slapen. Want daar is hij een meester in: tijdrekken. De ene keer moet hij drie keer naar de wc. Je kent dat wel: al komen er maar – en dan nog met moeite – twee druppeltjes uit, hij kijkt je triomfantelijk aan met een blik van zie je nou wel. De andere keer voelt hij een scherp nageltje aan zijn grote teen. En weer een andere keer moet hij echt dringend weten of zijn bed van atomen is gemaakt. En dus hou ik mijn poot stijf.

Heel even is het stil. Dan hoor ik een zacht gesmoorde snik vanonder de deken vandaan komen. Krak. Het laatste verdedigingsmechanisme van mijn weke moederhart is doorbroken. Maar om niet helemaal het gevoel te hebben dat ik in de maling word genomen, heb ik eerst nog even een ernstig gesprekje met zoonlief. Ik zet mijn meest serieuze gezicht op en kijk hem indringend aan.

"Oké, als je echt nog honger hebt, mag je een banaantje. Maar we gaan niet terug naar beneden. En alleen voor deze ene keer."

Even later zit hij tevreden op de rand van zijn bed een banaan te eten. Met een merkwaardig zelfvoldane blik in zijn ogen. En omhooggekrulde mondhoeken. Het lijken net twee kleine banaantjes. En ik? Ik voel me een beetje voor aap staan.