18 februari 2019 door Arianne Wennekes

Leren leven met verdriet

Afgelopen nacht overleed ons prachtige meisje, thuis, in onze armen. We bleven haar vasthouden, koesteren, knuffelen – óók toen haar lichaamstemperatuur langzaam terugliep. In een nanoseconde veranderde er iets essentieels toen ze haar laatste adem uitblies. Zíj is er niet meer. Het verdriet scheurt mijn hart, maar man, wat koester ik haar lijfje, nu het alles is wat we nog hebben. We wassen haar, ik kleed haar voor de laatste keer aan. Op het aankleedkussen kus ik haar neusje, zoals altijd. Haar lieve, mooie, ronde wipneusje. Dit keer gaan haar oogjes niet open. Ze ligt stil. Zo stil.

Ik leg haar op haar plekje in de box. Boven roept een jongetje dat hij wakker is. We halen even heel diep adem. We moeten ons kleine mannetje vertellen dat zijn zusje is overleden. Maar hoe vertel je dat aan een kind van net geen twee? “Laten we één ding afspreken” zeg ik tegen mijn man. “We zeggen níet dat ze slaapt en niemand gaat dat in de komende week tegen hem zeggen! Dan slaapt hij zelf nooit meer.” Mijn grootste angst is dat hij niet meer durft te slapen. Daar wil ik zijn kleine schoudertjes niet mee belasten.

We leggen uit wat dood is

Samen halen we hem uit bed. Mijn hart stroomt over van verdriet wanneer we hem op bed vertellen dat zijn zusje is overleden. We nemen hem mee naar beneden. Hij kijkt naar haar vanaf papa’s arm. Ik probeer het zo eenvoudig mogelijk te vertellen. “Aimée is gestorven lieverd. Ze kan niet meer bewegen. Ze kan niet meer huilen of lachen. Ze kan niet meer eten en drinken. Ze kan niet meer spelen.” Hij kijkt. Wil haar aanraken. Hij kruipt naast haar in de box en raakt haar gezicht aan. Ze reageert niet, het valt hem direct op. We leggen uit dat dit dus dood is. “Aimée doet het niet meer lieverd.” Het is de enige manier om het uit te leggen. Hij kust haar wang en streelt haar.

Die week betrekken we hem bij alles wat we doen. We leggen uit. In eenvoudige woorden proberen we te vertellen wat het is, dood. Op natuurlijke wijze neemt hij afstand van haar. De eerste dagen kust en kroelt hij nog met haar. Daarna wil hij niet meer. “Aimée is koud, mama.” Hij steekt liever een kaarsje aan, speelt met haar knuffels en snoept wat van de chocolaatjes op haar kamer.

Leren leven

De dag van haar uitvaart breekt aan. We leggen haar in haar mandje. Zoonlief kust zijn zusje voor de allerlaatste keer. Mijn hart spat in duizenden stukjes uit elkaar wanneer we het mandje sluiten. De onomkeerbaarheid van ‘nooit meer’ snijdt door mijn lijf. De tranen stromen over mijn wangen. Mijn zoon veegt ze weg. “Mama knoeit!” Door alle tranen heen schiet ik in de lach om zijn rake constatering. Als gezin begraven we haar die dag. Niemand anders komt aan ons meisje. De zorg voor haar reikt tot de allerlaatste seconde.

Dan begint het pas echt, het leven ‘zonder’ haar. Inderdaad, een zonder tussen aanhalingstekens, want haar bestaan is niet uitgewist. Haar kleine persoontje heeft een levenslange indruk achtergelaten. We moeten opnieuw leren leven. Overeind krabbelen. Opmerken dat ze deel uitmaakt van ons gezin. Zoeken naar een nieuwe balans. Posities opnieuw rangschikken.

We moeten ons zoontje uitleggen dat wij wél terugkomen als we hem naar de opvang brengen. Dat we terugkomen als we hem in bed leggen. We wilden het zo graag voorkomen, maar zijn wereld is onzeker geworden. Het kost tijd, veel tijd. Om hem te overtuigen dat het goed komt, dat we terugkomen, steeds opnieuw. Het kost tijd om vertrouwen te winnen. Ondertussen mist hij zijn zusje en vraagt hij regelmatig wanneer ze terugkomt. Ze is nu wel lang genoeg weggeweest, lijkt hij te denken.

Surfen op de golven van verdriet

We worstelen ons een weg omhoog, het leven weer in. Ik vraag me af of de pijn in mijn hart ooit minder wordt. Het verdriet staat in deze eerste maanden vaak levensgroot voor ons. Steeds is het zoeken naar nieuwe wegen. Eromheen. Eroverheen. En regelmatig er dwars doorheen. Het verdriet kan ons totaal overspoelen. Het is vaak kopje onder gaan, proestend en naar adem happend boven komen. Leren leven met verlies is surfen voor professionals zonder ooit te hebben geoefend. Soms kunnen we even rustig ronddobberen en merken we dat het ‘wel weer gaat’. Tot de volgende golf verdriet komt en ons van de voeten slaat. Ik haat water, ik haat golven, ik haat het, echt.  Ik roep naar de golven dat ik ze zat ben, dat ik niet meer kan, dat ik niet meer wil. Maar ze rollen onverstoorbaar verder.

Heel langzaam leren we surfen, we leren meebewegen met de golven. We leren luisteren naar het geraas van een aankomende golf. We leren balanceren op de surfplank van ons nieuwe leven. Het lukt ons steeds vaker om wiebelend op de plank te staan. We vieren de momenten dat het lukt, we genieten optimaal van het uitzicht als we overeind staan. We ontdekken dat het de kunst is om op tijd te duiken als de golf onvermijdelijk blijkt. Het is de kunst om rustig te blijven, om te wachten tot de golf voorbij is, zodat we weer boven water kunnen komen. Het is de kunst om de aanwezigheid van de golven te accepteren. Leren surfen kost bakken vol energie, zeker als je het nog nooit gedaan hebt en gelijk geconfronteerd wordt met het wilde water. Ondertussen proberen we ook nog om ons klein mannetje op zijn surfboard stabiel te houden. Maar we leren. We staan steeds wat stabieler. We staan steeds wat vaker rechtop. En langzaam, heel langzaam, leren we dansen met de golven. We leren dansen met ons verdriet.