15 juni 2008 door Justine Pardoen

Geef de Centra voor Jeugd en Gezin een kans

Minister Rouvoet ontmoet steeds meer weerstand tegen zijn Centra voor jeugd en Gezin. Dat is tegelijkertijd heel begrijpelijk én ontzettend jammer.

Belangrijk nieuws op de voorpagina van de Volkskrant van afgelopen zaterdag. De bestuurders en academici die destijds 'Bureau Jeugdzorg' bedachten, zien niets in de nieuwe Centra voor Jeugd en Gezin. De plannen hiervoor van minister Rouvoet zouden "de uitdijende bureaucratie in de jeugdzorg" alleen maar doen toenemen in plaats van die te lijf gaan. Ze vrezen een "explosie van bureaucratie", als de Centra voor Jeugd en Gezin de regie moeten gaan voeren, zoals Rouvoet voor ogen staat.

De Bureaus Jeugdzorg werden ruim 10 jaar geleden in het leven geroepen om ervoor te zorgen dat "de versnippering en verkokering" in de jeugdzorg zou verdwijnen. Er moest één loket komen, een soort huisartsenpost, waar ouders een hulpverlener treffen die kleine problemen zelf kan oplossen en voor grote problemen kan doorverwijzen naar een specialist.

Inmiddels zijn die Bureaus zelf ook alweer onderdeel geworden van het ondoorzichtige woud van hulpverlening, en is het Centrum voor Jeugd en Gezin bedacht om ouders alsnog die laagdrempelige voordeur te geven waar ze naartoe kunnen met al hun vragen, klein én groot.

Niemand wil het

Ik voorspel dat het wéér niet gaat lukken. Niet omdat de plannen niet deugen, zoals de critici vinden, maar omdat de mensen die ze uit moeten voeren er geen zin in hebben. Niemand wil het. De Bureaus Jeugdzorg willen het niet, omdat niemand aan zijn eigen stoelpoten wil zagen. En de oorspronkelijke architecten willen het ook niet. Allicht. Ik ben nog nooit een architect tegengekomen die het leuk vond dat 'zijn' huis neergehaald of verbouwd werd. En als je roept dat je een explosie van bureaucratie vreest, dan krijg je daar makkelijk de handen voor op elkaar. "Nee, dat nooit!" denkt iedereen meteen.

Applaus dus voor wie gelooft in de status quo. De redenering van de Bureau Jeugdzorg-aanhangers is ongeveer als volgt. "Misschien moet er wel iets gebeuren. We zijn immers allemaal tegen kindermishandeling. Maar áls er iets moet gebeuren, dan niet bij ons! Nergens voor nodig. Beter registreren. Méér registreren. Elektronisch registreren. Risicogezinnen in kaart brengen. En de privacy van ouders opheffen. Dat zal pas effectief zijn!"

Privacy

Dat laatste, het opheffen van de privacy van ouders, is iets wat ik de laatste tijd steeds vaker hoor, bijvoorbeeld op seminars van professionals in de jeugdhulpverlening. "Iedereen wil dat we meer samenwerken maar dat kunnen we niet vanwege de privacy-wetgeving. Die verhindert het uitwisselen van gegevens".

Onzin. Volgens het CBP (College Bescherming Persoonsgegevens) is het geen enkel probleem wanneer de ene hulpverlener de andere opbelt met de vraag om hulp of ondersteuning, waarbij tevens de relevante gegevens worden doorgegeven. Het maar raak koppelen van elektronische gegevens, dát is pas een probleem voor de privacy.

Verkokering

Het enige wat nodig is, is echte samenwerking. Maar dat is lastig, zo niet onmogelijk, vanwege de verkokering waar de hulpverlening onder lijdt, en die ze helemaal niet kwijt willen. Niemand wil zijn eigen winkeltje opheffen. Dat werd mij begin deze maand nog eens pijnlijk duidelijk.

Op 3 juni zat ik in een discussieforum bij een debat over opvoeding, georganiseerd door het Brabants Dagblad. Ik vertelde daar hoe moeilijk het vaak is voor ouders om de juiste hulp te vinden, en ik gaf voorbeelden uit de dagelijkse praktijk van Ouders Online. Van ouders die van de ene instantie naar de andere worden verwezen, steeds maar weer hetzelfde verhaal moeten doen, en niet krijgen wat ze nodig hebben.

Ik zei dus dat het hoog tijd wordt dat er nu eens echt gekeken wordt naar wat ouders en kinderen nodig hebben. Zo moeilijk is dat niet. Ik zei dat ik daarom, met alle kritiek die je kunt hebben, in het Centrum voor Jeugd en Gezin juist een káns zie. Misschien dat dáár dan echt dat ene loket kan komen waar Bureau Jeugdzorg ooit voor bedoeld was.

En wat gebeurde er? Een GGD-directeur tikte mij op de vingers dat ik de jeugdzorg, de jeugdhulpverlening en de jeugdgezondheidszorg allemaal door elkaar haalde! Wist ik wel waarover ik sprak? Ik moest natuurlijk wel begrijpen dat dat allemaal verschillende dingen zijn...

Het probleem in een notendop

Dát is het probleem in een notendop. Het kan ouders toch helemaal niets schelen wie er hulp biedt? Uit welke koker het komt, welke snipper het is, vanuit welke geldstroom de financiering komt, wie de architect ervan is, en wie er de baas is?

Zolang dat nog niet doorgedrongen is tot alle architecten, beleidsmakers en bestuurders, zal dat ene loket er dus niet komen. "Willen ouders dat? Nou, dan hebben ze pech gehad, want dat kán helemaal niet. Sorry hoor, zo zit het systeem nu eenmaal niet in elkaar."

Want er is één ding dat hulpverleners van nature maar niet schijnen te willen of kunnen, en dat is samenwerken. Dat voelt namelijk onmiddellijk als 'de regie uit handen geven' en dat nooit!

Een deur tussen drogist en bibliotheek

Ouders willen gewoon ergens naartoe, een deur binnen kunnen lopen tussen de drogist en de bibliotheek (of naar een duidelijke website), om hun vragen te kunnen stellen. Je moet daar terecht kunnen met elke vraag die het hebben van kinderen met zich mee kan brengen. Of die vraag nu gaat over de behandeling van hoofdluis, het omgaan met je driftige peuter, bedplassen, pesten, borstvoeding, of het blowen van je puber.

Zo moeilijk is het niet. Als Ouders Online het kan, zij het op bescheiden schaal (2000 vragen per maand), dan moet de overheid het toch ook kunnen? Maar dan moet je wel willen luisteren, als ouders vertellen wat ze willen.

Lees ook: