6 februari 2004 door Kasper de Beer

De CITO-toets is oneerlijk voor het speciaal onderwijs

De CITO-toets doet veel kinderen te kort in hun mogelijkheden om naar het voortgezet onderwijs te gaan, aldus docent Kasper de Beer.

Ik geef les aan een school voor kinderen met ernstige spraak-taalproblemen (ESM) en gehoorproblemen (SH). Als gevolg van hun handicap hebben deze kinderen vaak allerlei gedragsproblemen. We hebben dus kinderen met allerlei stoornissen: niet alleen spraak-taalontwikkelingsstoornissen en slechthorendheid, maar ook ADHD, PDD-nos, autisme, dyslexie, dyspraxie, faalangst, stotter-problematiek, en kinderen die nog 'op gang moeten komen'. Mijn groep is groep 8.

Ook deze kinderen gaan uiteindelijk naar het vervolg-onderwijs. Ze moeten daartoe verschillende testen doen, om te kijken waar ze het beste naartoe kunnen. Of eigenlijk: waar ze naar toe mogen, omdat de Cito- en IQ-scores bepalend zijn voor de school waar ze door een commissie van wijze mensen (RVC) toegelaten worden.

Eerst wordt er een psychologische test afgenomen (IVO) en daarna volgen er testen van het Cito-leerlingvolgsysteem en enkele andere voorgeschreven testen. Bij deze testen wordt absoluut geen rekening gehouden met de specifieke problematiek van de afzonderlijke kinderen.

Voorbeelden

Ik zal mijn bezwaren illustreren met een aantal voorbeelden.

1. Bij Cito-toets 'begrijpend lezen' geven wij alle kinderen, dus ook de kinderen met dyslexie, een toets met meerkeuze-vragen. Deze kinderen hebben een leesprobleem. Bij meerkeuze-vragen moeten zij zoveel lezen, dat ze bij de laatste optie al lang het eerste of tweede antwoord kwijt zijn. Waar de meerkeuzevragen over gaan, zijn ze dan al helemaal kwijt.

2. Bij de Brush-test gebruiken we een stopwatch, om te kijken hoeveel woorden een kind kan lezen in een minuut. Deze test wordt ook door stotteraars en faalangstigen gedaan. Een kind dat stottert, kan wel 10 seconden over een woord doen, waar het gemiddelde basisschool-kind 15 tot 20 woorden in 10 seconden leest. Een paar keer stotteren en deze Brush- of EMS (Eén Minuut Test) is voorbij. Bij een faalangstig kind zorgt de stopwatch voor een verhoging van de druk op deze kwetsbare groep, waardoor de scores erg laag uitvallen. Ook bij de ADHD-ers en PDD-nossers moet je niet met een stopwatch aankomen; hun concentratie probleem is al zo groot.

3. De Cito-rekentoets wordt ook afgenomen voor kinderen met dyspraxie en dyslexie. Deze test doet geen recht aan het rekenprobleem van deze kinderen en zegt ook niet waar het kind op stuk loopt. Daarnaast is voor kinderen met een taalprobleem de toets veel te talig, met zijn redactiesommen. We wilden toch het rekenen testen, en niet het taalvermogen? Dat wordt immers al met andere testen gedaan.

4. De Cito-spellingtoets wordt ook afgenomen voor dyslectische en gehoorgestoorde kinderen. Dictee-woorden voor kinderen met dyslexie, wat een frustratie moet dat opleveren.... En de slechthorenden zijn overgeleverd aan de articulatie-vaardigheid van degene die de toets uitspreekt.

5. De leestoets (AVI) wordt ook bij kinderen afgenomen met dyslexie, faalangst, stotteren, met een stopwatch ernaast. Raar maar waar: een kind dat een stuk tekst niet in 2 minuten kan lezen, zal nooit het begeerde 9 beheersingsniveau halen, ook al leest het kind de tekst foutloos. Veel stotteraars, dyslectici en faalangstigen zullen nagenoeg nooit binnen de 2 minuten blijven, waardoor ze hooguit op 9 instructieniveau jaren blijven hangen en steeds maar weer dezelfde test voor ogen krijgen. Wat frustrerend!

Merk op dat al deze tests om organisatorische redenen vaak afgenomen door mensen die de kinderen niet of nauwelijks kennen, waardoor hun prestaties nog verder verminderen.

Ontwikkeld voor de reguliere basisschool

Als leerkracht maak ik de groep een heel jaar mee. Ik weet wat deze kinderen kunnen, onder voor hen normale omstandigheden. En dat is veel meer dan de testen aangeven. Ze worden echter afgerekend op de scores bij testen die voor het gemiddelde reguliere basisschool-kind zijn ontwikkeld.

Nog erger is dat deze scores worden omgezet in DLE's. (Wettelijk verplicht). De DLE is een cijfer dat aangeeft hoeveel maanden achterstand een kind op een onderdeel heeft, ten opzichte van het gemiddelde reguliere basisschoolkind. Ik zal mijn bezwaar daartegen toelichten met een voorbeeld.

Voorbeeld

Een stotteraar leest bij de 1-minuut-test weinig woorden door zijn problematiek en komt uit op een DLE uit van 35. Dat wil zeggen dat hij of zij op het niveau leest van midden groep 6 (reguliere basisschool). Om te begrijpen wat dat betekent, moeten we even rekenen.

De DLE wordt gerekend vanaf groep 3 en elk jaar komen daar 10 punten (maanden genoten onderwijs) bij. Dus: een kind dat start in groep 3, begint met 0 punten. Eind groep 3 - begin groep 4, heeft hij 10 punten. Begin groep 5 heeft hij 20 punten, enzovoorts.

Wanneer de stotteraar halverwege groep 8 zit (dus als hij 55 maanden onderwijs heeft genoten) heeft hij officieel een achterstand van 55-35 = 20 maanden, oftewel 2 jaar achterstand. Toch leest hij op het niveau van halverwege groep 8 reguliere basisschool in stilte zijn of haar leesboek, de ondertiteling bij films, etc.

Uiteindelijk heeft hij helemaal geen achterstand, alleen een stotterprobleem.

Alleen de meetbare gegevens

Op het onderwijskundige rapport (het eindrapport van de basisschool) dat meegestuurd wordt naar het voortgezet onderwijs, komen de achterstanden in cijfers te staan.

Natuurlijk wordt bij het sociaal emotioneel deel de problematiek wel uitgelegd, maar de RVC (de commissie die bekijkt naar welke school een kind mág) kijkt nagenoeg alleen naar de meetbare gegevens, dus de cijfers van de testen.

IQ-meting

Dan de psychologische test. Die behelst een IQ-meting. Dit IQ-cijfer bepaalt in hoge mate de mogelijkheden en de toelaatbaarheid tot een school in het voortgezet onderwijs.

Op grond van het voorgaande zult u begrijpen dat kinderen met een specifiek probleem hier ook vaak laag op scoren. Niet omdat ze dom zijn, maar omdat de test iets anders meet.

Kortom: de meeste cijfers doen geen recht aan de capaciteiten en de ontwikkelingsmogelijkheden van kinderen met een specifiek probleem. Dat is zuur, omdat de uitkomsten van de testen en het psychologisch rapport (IQ) bepalen of een kind wordt toegelaten op een school.

Erger nog: deze cijfers neemt het kind zijn hele leven mee. Van zijn verblijf op voortgezet onderwijs tot zijn werkzame leven, waar het óók graag een plaats op zijn of haar niveau wil verwerven.

Verzoek om steun

Ik vecht al een hele tijd tegen deze manier van testen. Ik vind dat vanuit het kind met een specifiek probleem een situatie gecreëerd moet worden die recht doet aan het kunnen etaleren van de capaciteiten en mogelijkheden die het in zich heeft.

Aangezien ik te weinig kennis heb van alternatieve testen, toetsen, etc., vraag ik u om mij daarbij te willen ondersteunen. U kunt mij helpen met informatie, voorlichtingsmateriaal, tips e.d., die ik kan gebruiken om de inspectie, RVC, collega's en schoolbestuur op andere gedachten te brengen.