30 november 2007 door Henk Boeke

Hoe leer ik mijn kind "u" zeggen? (4½ jr)

Mijn zoontje van 4½ blijft maar "jij" zeggen, in plaats van "u". We zijn er al een jaar mee bezig en het lukt niet. Wat moeten we doen?

Antwoord

U stelde een interessante vraag, waar de geleerden het eerlijk gezegd nog niet over eens zijn.

Aan de ene kant heb je taalkundigen die 'u-zeggen' (of
vousvoyeren zoals het officieel heet) beschouwen als een ingewikkeld onderdeel van het sociale – dus niet zozeer taalkundige – leerproces, dat nog veel te moeilijk is voor kinderen onder de 6 jaar. Maar er zijn ook taalkundigen die er heel anders tegenaan kijken.

Beide standpunten zullen we hieronder bespreken. We beginnen met partij A die 'u-zeggen' zó ingewikkeld vindt, dat uw 4½-jarige het eigenlijk nog niet kan leren. Daarna volgt het standpunt van partij B, die er wat optimistischer tegenaan kijkt.

U-zeggen is ingewikkeld

U-zeggen lijkt eenvoudiger dan het is. En niet alleen voor kinderen maar ook voor volwassenen. We twijfelen allemaal wel eens of we iemand met "u" of beter met "jij" kunnen aanspreken.

In Nederland zijn we gewend om "u" te zeggen tegen een meerdere. Meestal gaat het dan om een persoon die ouder is. Maar zo eenvoudig is het niet, want tegen je ouders – die ouder zijn – zeg je toch meestal "je" (afhankelijk van de regio overigens) en ook grootouders worden tegenwoordig vaak met "je" aangesproken.

Anderzijds zijn er ook situaties waarin een ouder iemand "u" moet zeggen tegen een jonger iemand, als er een verschil in status is. Tegen een rechter of een specialist zeg je "u", ook al is hij of zij jonger.

En om het nóg ingewikkelder te maken: de laatste jaren laten de meeste leerkrachten (in ieder geval in het basisonderwijs, maar soms ook in het middelbaar onderwijs) zich tutoyeren door de leerlingen.

Afstand en dichtbijheid

De sociale regel is dat "u" meer afstand schept dan "jij". Vandaar dat ouders, opa's en oma's, en zelfs leerkrachten zich tegenwoordig graag laten tutoyeren. Zo hebben ze het gevoel dat ze dichter bij de kinderen komen te staan, wat men kennelijk graag wil.

Omdat er sprake is van een regel, kun je er ook mee spelen. Je kunt de regel bewust gaan overtreden om daarmee een boodschap te geven. Mensen kunnen bijvoorbeeld "u" gaan zeggen om afstand te scheppen (of expliciet respect te tonen), of "jij" om duidelijk te maken dat de gesprekspartner vooral niet moet denken dat hij of zij de meerdere is.

Respect

Als een klein kind "jij" zegt tegen een volwassene, wordt dat vaak als respectloos gezien. Dat is echter niet terecht. In ieder geval is het volkomen onvergelijkbaar met een boze puber die gaat schelden met "jij-dit" en "jij-dat" tegen de politieagent die hem een bon geeft. Het kleine kind beheerst de ingewikkelde regels van tutoyeren en vousvoyeren gewoon nog niet goed. De boze puber beheerst die regels wél, en breekt ze bewust.

Kortom: bij het leren u-zeggen (door kleine kinderen) gaat het niet alleen om het leren uitspreken van dat ene woordje, maar ook om het leren van alle sociale regels die eraan ten grondslag liggen. Dat is een behoorlijke klus, die kinderen pas met een jaar of 10-12 jaar geklaard hebben.

Waarom duurt het zo lang?

De vraag is: waarom duurt het nou zo lang om dat allemaal te leren? Nederlands leren spreken is immers ook heel ingewikkeld, en dat kunnen kinderen toch ook heel snel?

Het antwoord luidt als volgt. Kinderen leren vooral te praten door te luisteren naar datgene wat er in hun omgeving gezegd wordt. En met name wat het gebruik van "u" betreft, is dat een probleem, omdat de meeste ouders maar heel weinig "u" zeggen. Ze zeggen dat sowieso al vrij weinig op een dag, maar zeker in het bijzijn van hun kinderen.

Een tweede manier om te leren praten, naast het 'natuurlijke' leren op basis van het taalaanbod uit de omgeving, is het verwerken van instructies. Je kunt je kind bijvoorbeeld instrueren dat het met twee woorden moet spreken: "Ja meneer", en "Nee mevrouw". Dat kan echter pas vanaf een jaar of 6. Vóór die tijd kan een kind nog niet of nauwelijks leren op basis van instructies. (Vandaar dat meestal aangeraden wordt om pas vanaf 6 jaar met kinderen te gaan skiën, maar dit terzijde.)

Voor de taalkundigen van partij A is de conclusie dus dat je je er maar bij neer moet leggen dat kinderen van nog geen 6 domweg niet kunnen leren om "u" te zeggen, en dat het – vanwege al die ingewikkelde sociale regels – zeker tot een jaar of 10 à 12 zal duren voor ze dat trucje volledig beheersen.

Denkfout

Nu de visie van partij B. Die vindt dat er in het bovenstaande verhaal een denkfout zit. Op zich is het waar dat "u" en "jij" zeggen buitengewoon ingewikkeld is. Maar let op: ingewikkeld voor óns, als volwassenen. Voor kinderen hoeft het helemaal niet zo ingewikkeld te zijn (waardoor ze het best kunnen leren).

Vergelijk het met stoplichten. Dagelijks maken we zelf, als volwassenen, zeer complexe afwegingen wanneer we wel en niet door rood kunnen gaan, met name bij fietslichten en voetgangerslichten. Bijvoorbeeld: wel door rood fietsen als je rechts afslaat en er geen politieagent in de buurt is. Bij linksaf of oversteken nóg beter uitkijken. En 's avonds, als er geen kip op straat is, gewoon doorrijden of doorlopen. Enzovoorts.

Maar dat hoef je je kinderen allemaal niet te leren. Als zij erbij zijn, stop je gewoon altijd voor rood. In alle omstandigheden. Je simplificeert de gebruiksregels zodanig dat ze gemakkelijk aan te leren zijn.

Dus: door zélf gewoon "u" te zeggen tegen alle volwassenen, en daarin zeer consequent het goede voorbeeld te geven, kun je je kinderen prima leren hoe het hoort. Daar hoeven ze echt geen 10 of 12 voor te zijn. En zelfs niet ouder dan 6, aangezien je het gewoon doet door voordoen en niet door instrueren.

Uitzonderingen

Natuurlijk zijn er uitzonderingen op de regel dat je tegen alle volwassenen "u" zegt. Hierboven noemden we al: ouders, opa's en oma's, juffen en meesters. Maar dat hoeft helemaal geen probleem te zijn, vindt partij B.

Kleine kinderen kunnen immers heel goed uitzonderingen leren. Bijvoorbeeld dat je bij opa en oma soms meer mag dan thuis. Zo kunnen ze al heel snel in de gaten krijgen – ook zonder expliciete instructie – dat er een onderscheid bestaat tussen dichtbije volwassenen (waar je "je" en "jij" tegen mag zeggen) en ver-affe volwassenen, waar je "u" tegen moet zeggen.

Het goede voorbeeld

Uiteindelijk komt het er dus op neer dat je zelf het goede voorbeeld moet geven. Dan komt het vanzelf goed, vindt partij B. Zeg je zelf te veel "je" en "jij" tegen andere volwassenen, met name wanneer je kind erbij is, dan zal je kind dat natuurlijk al snel overnemen. En omgekeerd: hoe consequenter je zelf "u" zegt, hoe meer je kind dat ook zal doen.

Twee bijzonderheden zijn daarbij nog van belang. Ten eerste dat je nooit boos moet worden als je kind een fout maakt met u-zeggen. Het is immers geen teken van disrespect maar gewoon een begrijpelijke fout in het leerproces. Ten tweede kun je altijd letterlijk zeggen dat er iets bijzonders aan de hand is, als iemand anders "je" of "jij" zegt tegen een oudere. "Goh, hoorde je dat? Die jongen zij 'je' tegen die meneer, in plaats van 'u'"!