11 februari 2005 door Nadia Eversteijn

Hoe werkt meertaligheid bij tweelingen? (4 mnd)

Ik heb een tweeling: een jongen en een meisje van 4 maanden oud. Mijn man is Franstalig en ikzelf ben Nederlandstalig. We zouden hen graag tweetalig opvoeden.

Kan het zijn dat er een verschil optreedt tussen mijn zoon en mijn dochter in het spreken van de twee talen? Bijvoorbeeld dat mijn dochter de talen vlugger onder de knie heeft en beter spreekt dan mijn zoon?

Antwoord

Het is zeker mogelijk dat er verschillen tussen uw kinderen zullen optreden voor wat betreft het tempo waarin ze het Frans en het Nederlands gaan verwerven, en de manier waarop ze dat doen. Hieronder zal ik eerst wat dieper ingaan op aanleg voor taal. Daarna wil ik nog wat vertellen over 'tweelingtaal'.

Aangezien u een zoon en een dochter heeft, heeft u een twee-eiige tweeling. Daarom kunnen uw kinderen in genetische aanleg evenveel van elkaar verschillen als 'normale' broers en zusjes; ook wat betreft hun aanleg voor taal.

Het feit dat uw kinderen precies even oud zijn, geeft u echter een leuke en unieke mogelijkheid om hun taalontwikkeling te vergelijken. Ouders met kinderen die in leeftijd een paar jaar van elkaar verschillen, moeten in hun geheugen gaan graven om een dergelijke vergelijking te trekken: "Volgens mij kende onze Pleuntje al veel meer woorden toen ze zo oud was als onze Teuntje nu is." Nogal logisch dat een dergelijke vergelijking heel wat onnauwkeuriger is.

Talent

Eigenlijk wordt élke baby geboren met een formidabel vermogen om taal te leren. Hóe formidabel de prestatie is die een kind in zijn eerste levensjaren levert, beseffen we eigenlijk pas ten volle als we bijvoorbeeld een 2-jarige in rap tempo Japans horen praten. Dit prachtige vermogen neemt met de jaren langzaam af, en daarom roepen wij taalkundigen ook altijd: hoe eerder een kind begint met het leren van een tweede taal, hoe beter!

Uiteraard bestaan er wel individuele verschillen in aanleg om talen te leren; je kunt er gewoonweg talent voor hebben. Of niet. Het zal duidelijk zijn dat aanleg niet gebonden is aan een specifieke taal. Een kind dat zijn talent voor taal erft van zijn Spaans-sprekende vader, maar kort na de geboorte door Nederlandse ouders wordt geadopteerd, zal zijn talent etaleren in het Nederlands, en uiteraard niet spontaan Spaans gaan produceren.

Aanleg en omgeving

Als een kind met veel aanleg voor taal vanaf de geboorte twee talen aangeboden krijgt, dan kunnen we in principe verwachten dat het beide talen snel en goed zal verwerven. Maar: in de meeste gevallen zal het kind in de ene taal vaardiger worden dan in de andere, omdat het die ene taal vaker hoort en op meer plaatsen kan gebruiken dan de andere.

Ik weet niet wat de voertaal in uw woonplaats – Lembergen – is, maar als dat Nederlands/Vlaams is, zullen allebei uw kinderen vaardiger worden in het Nederlands/Vlaams dan in het Frans. Dat heeft niets met hun aanleg te maken, maar met hun omgeving.

Cliché-beeld

In uw vraag oppert u de mogelijkheid dat uw dochter misschien beide talen vlugger en beter onder de knie zal krijgen dan uw zoon. Vermoedelijk is het geen toeval dat u uw vraag juist op deze manier stelt, en niet andersom. Want het cliché-beeld van meisjes is dat ze aanleg hebben voor taal. Het cliché-beeld van jongens is dat ze goed zijn in wiskunde.

Zoals meestal het geval is met clichés, schuilt daar ook wel enige waarheid in. Over het algemeen blijkt namelijk dat zich bij meisjes de linker hersenhelft sneller ontwikkelt; dat is de hersenhelft waar spraak gelokaliseerd is. Bij jongetjes – u raadt het al – ontwikkelt de rechter hersenhelft zich over het algemeen sneller, en die hersenhelft is onder andere verantwoordelijk voor ruimtelijk inzicht.

Maar natuurlijk bestaan er talloze uitzonderingen om de regel te bevestigen: jongetjes die praten als Brugman, en meisjes die puzzels leggen zonder één maal met hun ogen te knipperen.

Concluderend: de taalontwikkeling van uw zoon en dochter kan best gaan verschillen, ook al biedt u hen beiden vrijwel hetzelfde taalaanbod. Hun aanleg voor het leren van taal speelt ook een rol. Maar: er is ook een reden om te verwachten dat het verschil in hun taalgebruik niet zo heel groot zal worden. Omdat tweelingbroertjes en -zusjes over het algemeen zo close met elkaar zijn, hebben ze namelijk – nog sterker dan andere leeftijdsgenootjes – de neiging om elkaar te imiteren.

Tweelingtaal

Dat brengt me op het onderwerp van tweelingtaal, ook wel 'idioglossia' genoemd.

Taalkundigen hebben lang geloofd dat tweelingen onderling een heel eigen taal kunnen ontwikkelen, die voor buitenstaanders onbegrijpelijk is. Ze maakten zich zorgen dat die eigen taal de verwerving van de omgevingstaal zou vertragen.

Recent onderzoek wijst er echter op dat het in deze gevallen niet echt om een andere taal ging. In plaats daarvan bleek één van de kinderen – meestal in de peuterleeftijd – achter te liggen in zijn spraakontwikkeling, qua uitspraak en grammatica. Het taalgebruik van dit kind werd geïmiteerd door zijn tweelingbroertje of -zusje. En dat klonk dan of die twee samen in een vreemde taal aan het communiceren waren!

Vertraagde spraak-ontwikkeling

Kinderen die deel uitmaken van een meerling, blijken wat vaker dan eenlingen achter te lopen in hun spraak-ontwikkeling. Dat komt vooral omdat meerling-kinderen vaker prematuur geboren zijn, maar ook wel omdat ze minder vaak dan eenlingen individueel met hun ouders blijken te communiceren. De drukbezette meerling-ouders blijken vaak hun kinderen als een eenheid aan te spreken: 'Doe jullie jassen aan,' en minder vaak afzonderlijk.

Het is dus raadzaam om uw kinderen ieder apart aan te spreken.

Maar: laat de bovenstaande informatie u er vooral niet van weerhouden om uw tweelingkinderen tweetalig op te voeden. Er is namelijk nog nooit een verband aangetoond tussen meertaligheid en achterstand in spraak-ontwikkeling. Integendeel zelfs!