3 oktober 2008 door Nadia Eversteijn

Meertalig opvoeden als alleenstaande ouder? (2 jr)

Ik zorg alleen voor mijn dochter van bijna 2. Haar vader is van Britse afkomst. Ze zien elkaar een paar keer per jaar, maar dat is natuurlijk niet voldoende om het Engels te leren als tweede taal.

Mijn eigen Engels is prima, maar ik spreek het niet tegen mijn dochter. Ten eerste omdat ik dit zelf niet prettig vind, en ten tweede omdat het me verwarrend voor haar lijkt.

Wel lees ik af en toe Engelse boekjes voor. Maar nu ze meer gaat praten, vind ik ook dat verwarrend, omdat het de ene keer
een hondje is en de volgende keer
a dog.

Ondertussen wil ik wel dat mijn dochter de taal van haar vader leert, maar hoe? "Zo vroeg mogelijk beginnen," lees ik in alle andere antwoorden. Maar hoe ziet dat eruit in de praktijk? Kan ik een kind op deze leeftijd al spelenderwijs 'lesgeven' zonder dat ze in de war raakt 'omdat mama ineens zo raar praat'?

Ik kom uit het basisonderwijs. Is dat misschien nog een voordeel? Of kan ik beter nog 1 of 2 jaar wachten?

Antwoord

Ook in uw geval geldt toch echt: zo vroeg mogelijk beginnen! Hoe vroeger u begint, hoe kleiner de kans dat uw dochter zal denken: "Wat doet mama toch raar..." Dus: hoe eerder je begint, hoe normaler het is voor een kind.

Hieronder zal ik uitleggen hoe de woordenschatverwerving in twee talen bij een peuter in zijn werk gaat, en ook hoe u dat in uw eentje zou kunnen aanpakken.

Concepten

Uw dochter is bijna 2. Op dit moment groeit haar woordenschat dus als een speer, denk ik. Uw intuïtieve angst dat zij in deze periode in de war zal raken als u hetzelfde dier de ene keer
hond noemt, en de andere keer
dog is begrijpelijk, maar niet gegrond. Kinderen zijn heel goed in staat om op jonge leeftijd een tweede taal te verwerven; en er bestaat gelukkig geen fase "waarin je beter even niet kunt beginnen".

Als u op dit moment zou beginnen, gebeurt er het volgende. Uw dochter neemt elke dag in haar jonge leventje een heleboel dingen waar, variërend van mensen, geluiden en voorwerpen tot dieren, smaken, en emoties. Al die dingen noemen we 'concepten'. Veel van die concepten kent (en herkent) ze al, maar veel andere zijn nog volstrekt nieuw voor haar.

Bij jonge kinderen gaat het kennismaken met nieuwe concepten en het verwerven van nieuwe woorden hand in hand. Uw dochter vraagt: "Mama, wat is dat?" en u zegt: "Dat is een kameleon." Daarmee geeft u het nieuwe concept, dat vreemde dier, een
label. U plakt er als het ware een stickertje op, waar 'kameleon' op staat. U zou echter ook kunnen zeggen: "That is a chameleon." Daarmee geeft u hetzelfde concept ook een labeltje, maar in een andere kleur: een Engels in plaats van een Nederlands label.

Stickertjes

U moet de woordenschat van een jong tweetalig kind eigenlijk als volgt zien. Sommige concepten hebben nog geen stickertje, andere hebben er wel een (in de ene of in de andere kleur), en sommige concepten hebben al twee stickertjes.

Een kind van 2 jaar maakt zich nog niet erg druk om de kleur van al die stickertjes. Hij noemt gewoon de stickertjes die hij al kent. Later, als steeds meer concepten twee stickertjes krijgen, zal het steeds vaker 'de juiste kleur stickertje in de juiste omgeving' gaan noemen. En zal uw dochter bijvoorbeeld "kameleon" tegen u gaan zeggen, en "chameleon" tegen haar vader.

Talen scheiden

Hoe het proces van 'leren welk stickertje in welke omgeving hoort' precies in zijn werk gaat, dat weten we eigenlijk niet. Maar het algemeen heersende idee is dat je er wel goed aan doet om de talen voor een kind op een bepaalde manier te scheiden.

Het eenvoudigst is om de ene opvoeder taal A te laten spreken en de andere taal B. Dat is de bekende OPOL-methode (
one parent, one language). Maar bij u is dat niet aan de orde, omdat ze haar vader niet vaak genoeg ziet om een continu Engels taalaanbod van hem te krijgen.

Andere oplossingen

Gelukkig zijn er – met wat creativiteit – nog wel wat andere manieren om een scheiding tussen talen zichtbaar te maken voor een kind. Een heel bekende is de
One Situation One Language-benadering. U spreekt dan bijvoorbeeld altijd Engels tijdens het badderen en het voorlezen, maar altijd Nederlands onder het avondeten. Of welke andere variatie er dan ook in uw dagelijks leven past.

Het kan echter zijn dat dit niet zo natuurlijk voor u voelt. Misschien wilt u bijvoorbeeld in het Engels én in het Nederlands blijven voorlezen. In dat geval zou ik u aanraden om de Engelstalige en Nederlandstalige voorleesboekjes niet bij elkaar op te bergen in één kast, maar heel duidelijk visueel van elkaar te scheiden. Bijvoorbeeld elk in een eigen mand. Het mooiste is dan om twee verschillende leeshoeken inrichten. Daarmee creëert u twee mini-taalomgevingen.

Dora

Ook een (hand)pop zou goed kunnen werken. Misschien is uw dochter, zoals veel peuters, toevallig gecharmeerd van Dora; het tekenfilmfiguurtje dat regelmatig een paar losse Engelse woordjes gebruikt. In dat geval zou de aanwezigheid van een Dora-pop voor uw kind een visueel signaal kunnen zijn voor "Nu gaan we Engels praten". Maar een andere pop (die u een mooie Engelse naam geeft) kan natuurlijk ook.

Met uw basisonderwijs-ervaring lukt het u vast wel om 'de pop' een gezellig Engels gesprekje te laten starten. Hij kan natuurlijk ook meekijken naar een Engelstalige kinder-DVD, of het spelen van een spelletje in het Engels inleiden.

Zodra de pop het inleidende werk heeft gedaan (namelijk: visueel markeren dat jullie nu Engels gaan praten), kunt u het gesprek zelf overnemen.

Ter inspiratie

Ik hoop dat u begrijpt dat ik hierboven maar een paar losse ideeën gaf. Niet bedoeld als 'zo moet het', maar meer als 'zo zou het kunnen'. Ter inspiratie dus.

Houd er wel rekening mee dat uw dochter de komende jaren het Nederlands vooralsnog veel beter zal beheersen dan het Engels. Jullie wonen immers in Nederland, waardoor er veel meer Nederlandse dan Engelse input zal zijn.

Dat neemt echter niet weg dat u uw dochter beslist een eindje op weg kunt helpen om de communicatie met haar vader te vergemakkelijken, door het spreken van Engels in bepaalde situaties.

Succes ermee!