3 maart 2006 door Ellen Gerrits

Mijn kind gaat onsamenhangend brabbelen als hij een verhaal wil vertellen. Is dat normaal? (2 jr)

Ons zoontje van 2 jaar, bijna 3, heeft geen moeite met losse woordjes zeggen en nazeggen. Ook kan hij zinnetjes maken van twee, drie, soms vier woorden. Dit is voor ons duidelijk verstaanbaar.

Maar als hij meer wil vertellen dan een paar woordjes, en daarbij erg enthousiast is, dan gaat hij brabbelen en begrijpt niemand meer wat hij zegt. Is dat normaal?

Antwoord

Inderdaad: dat is normaal. Uit uw beschrijving van de zinslengte van uw zoontje en zijn manier van vertellen maak ik op dat hij de normale taalontwikkeling volgt.

Hieronder zal ik vertellen wat er in deze periode ongeveer te verwachten valt, en hoe u uw zoontje op een leuke manier kunt helpen.

De lengte van uitingen

Volgens de minimum-spreeknormen moet een 2-jarige in staat zijn om zinnetjes van twee woorden te maken. De woorden hoeven nog niet volledig uitgesproken te worden, bijvoorbeeld: "Kinne boem" (= De vlinder zit op de bloem) of "Fieze buiten" (= ik wil buiten fietsen).

Vooral langere woorden zullen vereenvoudigd worden tot korte vormen, bijvoorbeeld door een lettergreep weg te laten, zoals in "tefoon" (= telefoon).

In het 3e levensjaar zal de taal van het kind zich uitbreiden tot drie- à vijfwoord-uitingen. Deze langere zinnen hebben vaak nog wel een afwijkende grammatica. Normaal is dan bijvoorbeeld nog "Ikke doet nie vallen", of "Trailer is ook lampjes, blauwe".

Verhalen vertellen

U merkte op dat uw zoon moeite heeft met het vertellen van meer dan een paar woordjes, vooral als hij erg enthousiast is. Dat is, zoals gezegd, normaal voor zijn leeftijd.

Het vertellen van een samenhangend verhaal is een complexe vaardigheid. Zelfs kinderen van 4 jaar hebben daar nog moeite mee, zoals blijkt uit de haperende kringgesprekjes op school.

In zijn enthousiasme wil uw zoontje waarschijnlijk te veel tegelijk vertellen. Hij moet nog leren om alleen de kern van een gebeurtenis weer te geven en hoofd- en bijzaken van elkaar te onderscheiden. Dat leert hij pas als hij 4 à 5 jaar oud is.

Helpen

In de tussentijd kunt u hem wel helpen met vertellen. Bijvoorbeeld door hem aan te vullen:

- kind: "Eendje vijver"

- ouder: "Ja, gisteren hebben we de eendjes in de vijver brood gegeven."

of:

- kind: "Oma!"

- ouder: "Ja, morgen gaan we met de auto naar oma toe!

U kunt ook hulpvragen stellen. Bijvoorbeeld:

- Waarmee heb je gespeeld in de speeltuin?

- Vertel eens, waar waren we gisteren?

- Wat heb je met oma gedaan?

- Wat hebben we nog meer gedaan in het zwembad?

Daarnaast is het goed voor het leren vertellen van een verhaal (en voor de taalontwikkeling in het algemeen) om samen boekjes te lezen en er samen over te praten of je kind het verhaal na te laten vertellen.

Structuur

Elk verhaal vertoont
structuur; er is een begin (waarin bijvoorbeeld de personen en de plek van handeling geïntroduceerd worden), een middendeel (waarin de gebeurtenis wordt verteld) en een eind, waardoor je weet dat het verhaal is afgelopen. Zo'n structuur is niet alleen handig om het verhaal te kunnen
begrijpen – het zou bijvoorbeeld lastig zijn als je pas aan het eind te horen krijgt waar het over gaat – maar ook als houvast voor het vertellen zelf. Zodat je weet wat je wanneer moet vertellen.

Kleine kinderen moeten nog leren hoe die vaste structuren in elkaar zitten, en missen dus nog een belangrijke houvast. Ook dát is een reden waarom uw zoontje de mist ingaat als hij een verhaal wil vertellen.

Maar zoals altijd geldt ook hier dat kinderen dit vanzelf leren. En zoals altijd helpt het ook hier om veel voor te lezen. Het handige van sprookjes is bijvoorbeeld dat ze vaak standaardzinnetjes hebben waarmee de structuur van het verhaal zichtbaar wordt gemaakt. Zoals "Er was eens" om het begin aan te geven en "Ze leefden nog lang en gelukkig" om het eind te markeren. Kinderen van ongeveer 6 jaar gebruiken deze zinnetjes vaak spontaan in vrij spel en ook als ze een verhaal navertellen.

Kortom: heb geduld, het komt vanzelf goed.