1 januari 2000 door Ward van Alphen

Tics; wat is er aan te doen en hoe hiermee om te gaan?

Deze week twee vragen over tics.

Vraag 1 - Ons zoontje van 3,5 is een makkelijk, lief, en vrolijk ventje. Echter sinds een week of vier heeft hij een tic ontwikkeld. Hij knippert en knijpt constant met zijn ogen. Zijn ogen zijn een half jaar geleden getest, dus daar lijkt het probleem niet te liggen.

Wij schenken er totaal geen aandacht aan, en hopen dat het vanzelf voorbij gaat.

Zou het misschien wat te maken kunnen hebben met de zindelijkheidstraining. Sinds augustus plast hij op de wc, echter poepen weigert hij te doen op de wc of het potje. In het begin lukte het nog wel eens, maar nu echt niet meer.

Een week of zes geleden waren we er nog fanatiek mee bezig (geen luier om 's avonds bij het naar bed gaan, etcetera). Maar de laatste weken doen we hem gewoon een luier om als hij moet poepen, of als hij 's avonds naar bed gaat.

Zou er een verband zijn met het knipperen? Wanneer zou je hiervoor professionele hulp moeten inroepen?

Vraag 2 - Onze zoon (5 jaar, groep 2 basisschool), heeft sinds de zomervakantie in toenemende mate 'tics': allerlei trekkingen in het gezicht. Ze nemen toe in de loop van de dag, lijken niet aan situaties of bijvoorbeeld spanning gebonden.

Wat is er aan te doen en hoe gaan we hiermee om?

Antwoord

'Gewoone' tics komen vrij veel voor op de kinderleeftijd. 1 tot 13% van alle kinderen zou wel eens tics gehad hebben. Het meest komen ze voor in de leeftijdsklasse van 7 – 11 jaar, gemiddeld zo'n 5% van die groep zou tics hebben. Jongens hebben ongeveer twee keer zo vaak last van tics als meisjes.

Een tic-stoornis is iets anders. Daarvoor moet een kind echt veel tics hebben, bijna elke dag vele keren per dag. En het moet duidelijk last veroorzaken, beperkingen in het dagelijks functioneren.

Ticstoornis

Een ticstoornis komt niet zo vaak voor, percentages variëren tussen 0,29 en 5,9 promille van de kinderen. Opvallend is dat het bij kinderen een stuk vaker voorkomt dan bij volwassenen, kennelijk gaat het in de meeste gevallen over. Je kan je ook voorstellen dat de tics dusdanig verminderen dat ze geen beperking meer vormen, of alleen in perioden van stress opspelen.

Veel kleine kinderen zijn zich nog helemaal niet bewust van het feit dat ze tics hebben, en in een tolerante, veilige omgeving hoeven ze dan ook niet te merken dat er iets met ze is. Als ze vaak voorkomen, en kinderen er wel last van hebben, hebben we de meeste kans dat er sprake is van een voorbijgaande ticstoornis. In een periode van weken tot maanden ontstaan er dan tics, die op en af gaan, en uiteindelijk ook weer verdwijnen (binnen twaalf maanden).

Neuropsychiatrisch fenomeen

Moet je hier wat aan doen? Bij voorkeur niet, want het gaat vanzelf over. Maar misschien is er afhankelijk van de ernst van de beperkingen een reden voor ingrijpen. Langer bestaande tics kunnen vallen onder de noemer van de chronische ticstoornis, of het syndroom van Gilles de la Tourette (GTS). Tics, vooral GTS, hebben de neiging om in de familie voor te komen.

Psychologische oorzaken kunnen bijdragen aan het ontstaan van symptomen, maar het krijgen van tics op zich is een neuropsychiatrisch fenomeen: kinderen kunnen er niets aan doen! Dat laatste is belangrijk om te weten, omdat via allerlei misverstanden er onbedoeld druk op het kind zou komen te staan waardoor de tics juist verergeren. Voorlichting is dan op zijn plaats. Medicatie kan noodzakelijk zijn en voor verlichting van de klachten zorgen!

Bezoek huisarts

Zoals eerder gezegd is de kans groot dat de klachten vanzelf over gaan, of in elk geval minder worden. Als dat binnen een paar maanden niet het geval is, en een kind er last van krijgt, dan is het verstandig om ermee naar de huisarts te gaan. Dat is ook verstandig als een kind nog andere verschijnselen dan tics heeft, of bijvoorbeeld bij een duidelijk aanvalsgewijs voorkomen. De huisarts kan uw kind dan onderzoeken, samen met u bekijken of behandeling nodig is en zo nodig doorverwijzen naar een kinderarts, kinderpsychiater of kinderneuroloog.

U kunt zelf als ouders uw kind helpen door rustig te blijven, accepterend te reageren, zo mogelijk "gewoon" met je kind om te blijven gaan. Eventueel ook even contact opnemen met de leerkracht om te kijken hoe het in de klas gaat, en ook daar een veilige en rustige atmosfeer creëren.

Oorzakelijk verband

De ouders van het eerste jongetje vragen zich af of er een verband is met de zindelijkheidstraining. Wellicht dat men vroeger wel aan een oorzakelijk verband gedacht zou hebben. Tegenwoordig gaan we er vanuit, dat de gevoeligheid voor tics "biologisch" bepaald is. Maar het kan zijn, dat de zindelijkheidstraining veel spanningen geeft, en daardoor meer tics geeft. Dan is het goed als de druk van de ketel gaat. Dat kan ook nog best bij een jongetje van 3,5 jaar, dan heb je nog tijd zat. En/of kunt u eventueel hulp of adviezen zoeken om de zindelijkheidstraining wat anders aan te pakken.

Hopelijk heeft u beiden wat aan dit verhaal.