Ben jij eigenlijk voorbereid op het ouderschap en je baby? Dit kun je doen

14 september 2001 door Ward van Alphen

Hoe ga ik als oppasmoeder om met een boos en angstig kind? (2 jr)

Eens per week ben ik oppasmoeder van een jongetje van 2 jaar. Na een lange periode van wennen kan het jongetje 'genieten' van die ene dag zonder zijn moeder. Zijn ouders wonen in hetzelfde huis, maar leven gescheiden. Zijn moeder overweegt zelfs met hem zonder de vader ergens anders te gaan wonen. Het jongetje ontwikkelt zich goed, maar heeft problemen met het loslaten van zijn moeder (en vice versa). Dit is vooral duidelijk als hij bij mij (zonder zijn moeder) wakker wordt, na zijn middagslaap. Dan is hij woedend, huilt tranen met tuiten, roept om zijn moeder, rent blindelings alle kanten op in zijn zoektocht naar zijn moeder, luistert naar niets meer, wil niets dan zijn moeder en is pas stil en rustig als zij er weer is. Daarnaast kan de moeder hem niet alleen laten op de speelgroep waar hij sinds kort naar toe gaat, omdat dan hetzelfde zich in nog sterkere mate voordoet.

Hoe kunnen we hem helpen losser te worden, hem geruststellen en leren dat het zonder zijn moeder ook best wel gaat en ze altijd weer terugkomt? Speelt het mee misschien dat hij elke nacht bij zijn moeder in bed slaapt (wat zij maar niet wenst te doorbreken)?

Graag advies, want het is jammer dat hij zichzelf om – in onze ogen – niets ernstigs iedere keer weer uitput.

Antwoord

Separatie-angst, oftewel de angst om gescheiden te worden van je naasten, is een normaal fenomeen voor kinderen van deze leeftijd. Soms komt dit type angst terug bij een nieuwe ontwikkelingsfase, nadat hij in een eerder stadium al overwonnen was. Bijvoorbeeld doordat de mogelijkheden van een kind toenemen en het zich meer realiseert wat die mogelijkheden – maar ook de gevaren – van de buitenwereld inhouden.

Na een tijdje, als een kind het gevoel heeft weer overzicht te hebben over zijn innerlijke wereld en de buitenwereld, zakt de angst weer.

In uw geval is er naast separatie-angst ook sprake van boosheid en frustratie. Op een gegeven moment is de boosheid niet meer effectief; het roept ergernis op bij anderen, en het kind gaat zich niet beter voelen.

Een lastige paradox

Over het algemeen is het verstandig om geborgenheid te creëren en te laten merken dat de situatie veilig is.

Daar zit wel een soort paradox in, want door het kind te steunen en te troosten straal je de boodschap uit dat het nodig is om angstig te zijn. Anders zou er geen reden zijn om te steunen en te troosten. Het is dus moeilijk om het scheppen (of suggereren) van veiligheid in één actie te combineren met het creëren van geborgenheid (bijvoorbeeld door middel van troosten).

In de praktijk valt het met die theoretische paradox trouwens wel mee. Ik denk dat de meeste ouders vaak een beetje van het een en een beetje van het ander doen. Even troosten, en dan weer over tot de orde van de dag.

Met boosheid is het ongeveer net zo. Boosheid is een gevoel dat een kind mág hebben; je kunt het kind er dus in ondersteunen. Maar tegelijkertijd moet die boosheid natuurlijk ook een keer ophouden. Dan is het goed voor het kind als het iets gaat doen waar het zich beter door gaat voelen. Het kan ook goed zijn om na een tijdje niet meer te veel aandacht te geven aan de boosheid.

Een leren om zonder zijn moeder te kunnen - dat gaat niet

Ik denk overigens dat je een kind niet kan leren dat het zonder zijn moeder kan. Dat kan het alleen zelf ervaren. En daar kun je de voorwaarden voor trachten te creëren. Als oppasmoeder kunt u daar uw steentje aan bijdragen.

Ik merk dat u zeer begaan bent met dit jongetje. Het is goed om te zien dat het u wat doet. Ook lijkt u twijfels te hebben over hoe moeder de zaken thuis aanpakt. De situatie thuis lijkt niet ideaal, maar het kan best zijn dat de ouders een goed klimaat voor hun kind kunnen creëren, ondanks dat ze zelf problemen hebben (dat hoop je altijd maar...).

De ouders blijven de hoofd-opvoeders

Tot zover mijn ideeën over het kind en de manier waarop je daarmee kunt omgaan. Nu uw rol als oppas-ouder.

Ik kan me voorstellen dat het voor een betrokken buitenstaander (ik bedoel: een niet-ouder) moeilijk is om aan de zijlijn te staan. Het is een gevoel dat wij hulpverleners soms ook kennen; je handen jeuken om iets te doen.

Toch is het dan belangrijk om je te realiseren dat de ouders de hoofd-opvoeders zijn, de eerst-verantwoordelijken. Als hulpverlener moet je altijd proberen de ouders te steunen, zodat zij beter in staat zijn een situatie te hanteren. Soms moet je het van ouders overnemen, maar dan heb je meestal eerst toestemming gekregen van ouders. En altijd vanuit de gedachte dat een kind bij zijn ouders hoort; althans dat is mijn opvatting.

Als je ongevraagd ergens inspringt, kunnen ouders soms heel boos worden; heel begrijpelijk! En als je in je houding laat doorschemeren dat je het beter wilt doen dan de ouders, dan kan het zelfs averechts werken. Want als het kind dat merkt, wordt de positie van de ouder ondermijnd.

Meestal is de lange, moeilijke weg toch de beste. U bent oppasmoeder en geen hulpverlener. Dat zijn twee heel verschillende rollen en posities. Ik denk dat u het beste op een passende wijze met de moeder aan de praat kunt gaan. U zult het meeste bereiken als u niet te veel wilt.

Lees ook: