14 maart 2003 door Mieke Beers

Mijn kind zegt "Ik heeft" en "Wij heven". Is dat normaal? (4 jr)

Mijn zoon van bijna 4 maakt al een jaar een hardnekkige fout met de vervoeging van het werkwoord 'hebben', namelijk "Ik heeft" en "Wij heven".

Is dat een logische fout, in dezelfde categorie als "Ik heb geloopt" in plaats van "Ik heb gelopen"?

Antwoord

Kinderen in de leeftijd van uw zoontje maken inderdaad dit soort fouten met de vervoeging van het werkwoord. Vooral bij een onregelmatig werkwoord als 'hebben' zal het even duren voordat een kind de juiste vorm heeft geleerd. Ik zal uitleggen hoe dat gaat.

Regelmatige werkwoorden

In het Nederlands moet de vervoeging van het werkwoord op twee punten overeenkomen met het onderwerp:

  • het getal, dat wil zeggen: meervoud of enkelvoud;
  • en de persoon, dat wil zeggen: 1e persoon (ik/wij), 2e persoon (jij/jullie) of 3e persoon (hij/zij/het en zij als meervoudsvorm).

Bij regelmatige werkwoorden worden deze vervoegingen gemaakt met behulp van twee uitgangen (ook wel 'morfemen' genoemd). De uitgang
-t wordt gebruikt bij de 2e en 3e persoon enkelvoud: jij fiets
t, hij fiets
t. En de uitgang
-en wordt gebruikt bij het meervoud: wij fiets
en, jullie fiets
en, zij fiets
en.

Fouten in het normale gebruik van deze morfemen, dus bij de regelmatige werkwoorden, komen voor vanaf een jaar of 3. Daaraan kun je zien dat kinderen zich bewust worden van de hierboven beschreven grammaticale regels. De uitgang
-t wordt dan bijvoorbeeld in álle werkwoordsvormen toegepast, zoals: ik fietst, ik gaat en ik loopt.

Onregelmatige werkwoorden

Zoals gezegd is de vervoeging van het werkwoord 'hebben' lastiger, omdat dat een onregelmatig werkwoord is. Dat betekent dat alle vormen apart geleerd moeten worden, en dat kost tijd.

Het is een bekend verschijnsel dat veel kinderen – en uw zoontje is een daarvan – 'heef' als basisvorm (stam) van het werkwoord 'hebben' gebruiken in plaats van 'heb'.

Uw zoontje plakt vervolgens de normale uitgangen
-t en
-en achter die veronderstelde stam 'heef', precies volgens de regels van getal en persoon die het net onder de knie heeft gekregen. Hierdoor ontstaan de vormen 'ik heeft' en 'wij heven'. Heel logisch dus.

Houd er rekening mee dat dit soort fouten heel hardnekking kan zijn – zoals u zelf al zegt – en dat het nog behoorlijk lang kan duren voor ze eruit slijten. Want waarom zou je afwijken van iets wat toch zo logisch is, nietwaar? Fouten in het gebruik van de onregelmatige werkwoorden kunnen soms wel tot een jaar of 5 à 6 blijven optreden. Maar uiteindelijk komt het altijd goed (tenzij het om specifieke dialectvormen gaat die het kind voortdurend om zich heen hoort, zoals het Amsterdamse 'hij heb').