1 januari 2000 door Maaike Verrips

Taalontwikkeling en tijdsbesef

Wanneer ontstaat bij kinderen een besef van tijd en vooral: wanneer ontstaat er een relatie tussen tijd en het benoemen ervan?

Onze dochter (in oktober wordt ze 3 jaar) worstelt sinds een paar maanden enorm met de begrippen 'morgen', 'vandaag', 'straks', 'nu' en 'vanmiddag'. Als ze iets niet wil (haren wassen, nagels knippen e.d.) zegt ze altijd 'morgen' of 'straks' doen'. Maar ja, morgen of straks moeten we het natuurlijk ook niet doen; het is zoiets als nooit doen.

Deze begrippen-strijd leidt af en toe tot pijnlijke situaties. Ik zei op een gegeven moment, tijdens het aankleden, tegen haar dat ze op moest schieten, omdat we 'nu' naar de crèche moesten. Ze werd heel erg boos. Toen ik het nog een keer herhaalde begon ze 'nee' te roepen en te huilen, want pappa had namelijk gezegd dat ze 'vandaag!' naar de crèche moest. 'Vandaag' was iets heel anders dan 'nu'.

Zo kan ik nog vele voorbeelden noemen (uit de alledaagse praktijk). Elke keer probeer ik haar uit te leggen wat de begrippen betekenen. Dan zeg ik: 'Morgen' is als je in bad bent geweest, naar bed gaat, boekje hebt gelezen en weer wakker wordt, 'straks' is als jij of ik dit of dat gedaan hebt en dan gaan we, etc.

Wanneer gaat zoiets nou leven? Wanneer krijgen kinderen een tijdsbesef en waar hangt zo'n ontwikkeling mee samen?

Antwoord

Kinderen maken al heel vroeg onderscheid tussen heden en verleden. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat ze al heel snel systematisch kiezen tussen voltooide tijden zoals
gedaan,
gemaakt, en onvervoegde vormen zoals
maken, en
doen.

Maar het benoemen van verschillende momenten in verleden en toekomst is voor alle kinderen een moeilijker aangelegenheid. Er zijn daarbij twee soorten problemen.

Het eerste probleem is dat ze moeten leren wat die woorden precies betekenen. De verschillen zijn vaak nogal subtiel, zoals bijvoorbeeld tussen
straks en
later. Voor een deel overlappen die twee elkaar in betekenis, maar
later strekt zich verder uit naar voren in de tijd. Iedere taal maakt die indeling weer een beetje anders.

Een tweede probleem is dat tijdsaanduidingen hun betekenis deels ontlenen aan de context. Als je zegt dat iemand lang op visite is gebleven, betekent
lang iets anders dan in
Ze leefden nog lang en gelukkig. En dan hebben we het nog niet eens over al die keren dat ouders beloven straks een verzoek in te willigen, terwijl ze eigenlijk bedoelen dat ze het liever helemaal niet doen.

Dus: zowel de betekenis van die woorden zelf als het gebruik ervan in het dagelijks leven stelt het kind voor een aantal puzzels. Veel onderzoekers zijn er de laatste jaren van overtuigd geraakt dat juist die dingen moeilijk zijn voor kinderen die integratie vereisen van informatie uit de context en informatie uit de taal zelf, zoals woordbetekenis. Het kan gerust nog een paar jaar duren voor je kind alle tijdsaanduidingen goed begrijpt en gebruikt. Maar hij zal intussen steeds beter in staat zijn na te vragen wat hij niet vanzelf begrijpt.

Tip: uitleggen door opsommen

Ik denk dat je praktisch gesproken de juiste oplossing kiest als je opsomt welke dingen er allemaal nog gaan gebeuren tussen nu en het moment waar je op doelt. Ik denk niet dat je moet proberen die uitleg aan woorden zoals
morgen en
straks te verbinden, want je kind kan niet via bewust begrip woordjes leren. Je gebruikt gewoon woorden zoals
morgen en
volgende week en als je kind het niet begrijpt, probeer je dat door opsomming uit te leggen.