26 februari 2010 door Nadia Eversteijn

Wat moet je kunnen in een taal, om die taal met je kinderen te spreken?

Ik ben mama van twee jongetjes (van 4½ jaar en 1½ jaar). Zelf ben ik van huis uit meertalig; mijn moeder spreekt Frans en mijn vader Nederlands.

Ik beheers mijn Nederlands voor 100%, en mijn Frans voor zowat 75%. Ik kan vloeiend Frans spreken (zonder accent) en kan in het dagelijks leven perfect Frans spreken. Alleen de minder vaak gebruikte woorden, zoals 'domiciliëring', 'voortplanting', 'toetsenblok', of gewoon woorden die je thuis niet vaak hoort, komen niet altijd spontaan bij me op in het Frans.

Bij contacten met mijn Franse familie merk ik dat mijn zoontjes zo goed als geen Frans begrijpen of spreken (ondanks pogingen van oma). Ik overweeg nu om hen voortaan in het Frans op te voeden, maar twijfel of dit een juiste keuze is?

Antwoord

Het is heel normaal dat u niet elk woord in beide talen kent; daar hebben zelfs de vloeiendste tweetaligen nog last van. (En met die 'last' valt het trouwens ook nog wel mee...) Veel belangrijker is de vraag of u de band die u nu met uw kinderen heeft, net zo gemakkelijk zult kunnen voortzetten in het Frans als in het Nederlands. Ik zal daar straks een testje voor geven.

Maar hoe dan ook: de wens om uw kinderen Frans te leren, vind ik heel begrijpelijk. Het is immers echt niet leuk als ze niet met hun oma kunnen praten. Daar verlies je zelfs een stukje familie-erfgoed mee!

Hieronder zal ik vertellen 'wat je moet kunnen in een taal', om die taal met je kinderen te spreken. Eerst wat hun cognitieve ontwikkeling betreft, en daarna wat hun sociaal-emotionele ontwikkeling betreft.

Cognitieve ontwikkeling

Voor de cognitieve ontwikkeling (dus: qua taal en denken) van uw kinderen is het heel belangrijk dat u vloeiend en vlot correcte zinnen kunt maken in het Frans. Als u echt gaat haperen doordat u telkens niet op bepaalde woorden kunt komen, dan is dat niet bevorderlijk voor de taalontwikkeling van de kinderen. Die indruk wekt de beschrijving van uw Frans echter niet.

Af en toe een exotisch woord niet kennen is beslist niet onoverkomelijk. Dat de woordenschat in de ene taal nooit een volledige overlap heeft met de andere taal, is namelijk inherent aan tweetaligheid. Want in een tweetalige omgeving wordt elke taal gesproken in bepaalde 'leefdomeinen'.

Een voorbeeld. Taal A wordt thuis gesproken, bij familiebezoek, en op vakantie. Taal B wordt gesproken op straat, op school en op het werk. Dan is het nogal wiedes dat de woorden voor 'peper- en zoutstel' of 'badmatje' eerder in taal A worden verworven, en misschien wel nooit in taal B, omdat dat domweg niet noodzakelijk is. En dat 'lesrooster' en 'afdelingshoofd' eerder in taal B verschijnen, en misschien wel nooit in taal A.

Domiciliëring en voortplanting

De woorden die u zelf als voorbeeld gaf, zijn typisch verbonden met opleiding en werk. Ik moet u eerlijk bekennen dat ik in de 10 jaar dat ik kinderen opvoed, nog nooit het woord 'toetsenblok' nodig heb gehad, net zomin als 'domiciliëring' (ik moest even opzoeken wat dat was). En zelfs niet 'voortplanting' (alhoewel ze intussen wel weten waar de kindertjes vandaan komen).

Maar, zult u denken, woorden als 'toetsenblok' zouden we toch wel eens nodig kunnen hebben als de kinderen naar het voortgezet onderwijs gaan? En woorden als 'domiciliëring' of 'voortplanting' kan ik toch nodig hebben als ik ze wil helpen met hun huiswerk?

Dat klopt, maar het is dan helemaal niet erg om af en toe een Nederlands woordje in te voegen, dat is heel natuurlijk. En als u daar beiden benieuwd naar bent, dan zoekt u de Franse vertaling gewoon op in een woordenboek.

Schoolsucces en CALP

Doet het niveau van uw Frans er dan helemáál niet toe, voor het uiteindelijke schoolsucces van uw kinderen? Toch wel. U moet uw kinderen wel wat meegeven voor later, namelijk CALP. Ik zal uitleggen wat dat is.

CALP is de taalvaardigheid die je nodig hebt op school en in je vervolgstudie. De term is bedacht door wetenschapper Jim Cummins en is een afkorting van Cognitive Academic Language Proficiency, oftewel schooltaalvaardigheid.

CALP bestaat niet alleen uit abstracte, specifieke woorden zoals 'voortplanting' en 'domiciliëring'. Het omvat ook bepaalde cognitieve vaardigheden die je in taal kunt uitdrukken, zoals: vergelijken, classificeren, synthetiseren, evalueren en afleiden. Dat soort vaardigheden zijn overdraagbaar van de ene taal in de andere.

Dus: als u uw kinderen bijvoorbeeld in het Frans leert om dingen met elkaar te vergelijken (zoals "Oranje is feller dan grijs", of "Die koek is groter dan deze", of "Die kinderen zijn even groot"), dan kunnen uw kinderen later op school vrij gemakkelijk leren vergelijken in het Nederlands.

Als u hen überhaupt niet zou leren vergelijken, in geen enkele taal, dan zouden ze het op school een stuk moeilijker krijgen met vergelijkingen. Het is dus belangrijk om u af te vragen of u dergelijke vaardigheden in het Frans kunt uitdrukken.

Sociaal-emotionele ontwikkeling

Nog belangrijker dan de vraag of u uw kinderen in het Frans kunt ondersteunen in hun cognitieve ontwikkeling, is of u ze ook kunt steunen in hun sociaal-emotionele ontwikkeling. Dus wat het contact en de gevoelens betreft. Zou de band met uw kinderen even sterk blijven als u overstapt op het Frans?

Om daarachter te komen kunt u zichzelf een aantal vragen stellen, zoals:

  • Kan ik subtiele grapjes maken in het Frans?
  • Kan ik in het Frans precies uitleggen hoe ik me voel?
  • Kan ik in het Frans benoemen hoe mijn kind zich voelt?
  • Kan ik slaapliedjes zingen en versjes zeggen in het Frans?
  • Kan ik leuke familie-anekdotes vertellen in het Frans?
  • Kan ik mopperen, complimentjes geven en troosten in het Frans?

Als u al dit soort vragen met "ja" kunt beantwoorden, dan kunt u er gewoon voor gaan, met dat Frans!