3 mei 2025

Onze buren belden Jeugdzorg zonder met ons te praten

Het begon met een anoniem nummer. Ik nam op terwijl ik met één hand een boterham in een trommel frommelde. De stem aan de andere kant klonk vriendelijk, professioneel bijna. "Hallo mevrouw, u spreekt met… van Veilig Thuis." "We hebben een melding ontvangen over uw gezin en willen daar graag even met u over in gesprek."

Ik weet nog dat ik dacht: dit is een vergissing. Dit gaat vast over iemand anders. Tot ze mijn naam zei. De naam van mijn kind. Mijn adres en ik voelde de grond onder me wegzakken.

Ze hadden gezegd dat we schreeuwen, dat het kind angstig was en dat er ‘onrust’ was

Ze hadden ons omschreven. De mensen achter de muur. De buren dus. Geen naam genoemd, dat doen ze niet. Maar je weet het. Je voelt het. Het zijn de mensen die altijd net hun gordijnen dicht doen als je buiten komt. Die ooit iets mompelden over huilen in de nacht. Die nooit écht ‘hallo’ zeiden.

Ze hadden nog nooit met ons gesproken. Niet één keer aangebeld. Niet één keer gevraagd: Gaat het wel? Heb je hulp nodig? Kan ik iets voor jullie doen?

Ze belden Jeugdzorg.

En ja, het was ook chaos

Mijn jongste had een huilfase waar we ons op adrenaline en wallen van zes verdiepingen doorheen sleepten. Mijn partner en ik hadden spanningen — geld, werk, vermoeidheid. En ik? Ik was op. Echt op. Ik had dagen gehad dat ik de badkamerdeur op slot draaide om drie minuten te kunnen ademen.
Was ik geduldig? Nee.
Was ik altijd zacht? Nee.
Heb ik geschreeuwd? Ja. Te vaak.

Maar nooit, nooit heb ik mijn kinderen iets aangedaan. Nooit zijn ze onveilig geweest. Alleen ik. Ik was onveilig, voor mezelf omdat ik geen uitweg meer zag.

Het voelt als verraad

Niet omdat ze het zagen maar omdat ze niets vroegen. Omdat ze me al die keren op het trapportaal gewoon voorbij liepen met die opgetrokken wenkbrauw. Omdat ze kozen voor afstand in plaats van contact.

We hebben een gesprek met Jeugdzorg gehad. Huisbezoek. Alles moest open. De kasten, de gesprekken, de emoties. Ze waren correct. Empathisch zelfs. Maar ik voelde me doorzichtig, bekeken, alsof alles wat ik deed ineens bewijsmateriaal was. Zelfs mijn liefde.

Mijn dochter begreep er niets van. Ze was drie. Ze vroeg waarom er een mevrouw op haar stoeltje zat. Ik had geen antwoord.

Ik schaamde me terwijl ik juist hulp nodig had

Het rare is: ik snap de zorgen ergens ook wel. Je hoort gehuil, geschreeuw en je maakt je zorgen. Maar waarom is de eerste reactie dan: een melding doen? Waarom is de reflex niet even aanbellen voor een kopje thee? Even vragen of iemand nog overeind blijft?

Ik was geen gevaar. Ik was een moeder op de rand. En niemand keek me aan. Tot het te laat was.

Wat ik nu doe? Ik kijk wel en ik vraag wel

Ik kijk naar ouders op het schoolplein, in de supermarkt, op het balkon. Als iemand er doorheen zit, kijk ik niet weg. Want ik weet nu: het is zó makkelijk om iemand tot probleemgeval te maken. Het is veel moeilijker om menselijkheid te tonen.

En als jij ooit twijfelt of je iets moet melden? Vraag jezelf dan eerst af: heb ik het andere geprobeerd? Het contact. De verbinding.
Want dat ene telefoontje?
Dat heeft mijn vertrouwen in de wereld maandenlang kapotgemaakt.

Reacties

Plaats een reactie

Vul een reactie in.
Vul a.u.b. je naam in.
Vul a.u.b. je e-mailadres in.