21 mei 2004 door Jeroen Aarssen

Leert mijn dochter verkeerde woorden/grammatica door de Surinaamse juf? (5 jr)

Mijn dochter van 5 zit in groep 1. Daar is een vervangende juf gekomen omdat de eigen juf langdurig ziek is. Zij zal waarschijnlijk tot de zomervakantie in de klas lesgeven.

Zij is Surinaamse. Ik heb niets tegen Surinamers, maar wél tegen de manier hoe zij praat. Ze heeft een verkeerde zinsbouw en gebruikt verkeerde woorden (bijvoorbeeld: "Ik zet zout op mijn ei").

Nu is mijn vraag: leert mijn dochter nu verkeerde woorden/grammatica omdat de juf dat ook doet?

Antwoord

Volgens mij hoeft u niet bang te zijn dat uw dochter verkeerde woorden en grammatica aanleert. De juf is immers niet de enige volwassene die voor het taalaanbod zorgt, alhoewel ze natuurlijk wel een belangrijke rol vervult. De leeftijd van uw dochter speelt ook een rol: ze is 5 en heeft al een aardig deel van haar taalontwikkeling achter de rug. Ze weet grotendeels hoe de taal in elkaar zit. Daarom zal ze zich door een "verkeerd" voorbeeld niet uit het veld laten slaan.

Overigens vind ik het woord
verkeerd niet helemaal op zijn plaats (vandaar de aanhalingstekens die ik hierboven gebruikte). De juf is grootgebracht – zo neem ik aan – in een omgeving waar mensen nu eenmaal "zout op je ei zetten" zeggen, waar dát de correcte, acceptabele vorm is.

Voorbeeldfunctie

Kortom, ik wil het mogelijke "gevaar" dat u schetst, relativeren.

Maar toch wil ik ook wijzen op de voorbeeldfunctie die volwassenen (niet alleen leerkrachten of peuterspeelzaalleidsters, maar ook ouders) hebben, waar het hun taalgebruik tegen kinderen betreft. Regelmatig kun je hen dingen horen zeggen als:

  • Hun strooien zout op het ei.
  • Doe je dit even opruimen?
  • Dit blokje is groter als dat.

Waar de grens ligt tussen een "aanvaardbare vorm" en een fout, is heel moeilijk te zeggen. Misschien vindt op een gegeven moment iedereen de bovenstaande drie zinnetjes in orde. Maar voordat dat zover is, kunnen dit soort niet-standaardzinnen invloed hebben op de taalontwikkeling van kinderen.

Hypotheses maken en bijstellen

Een kind leert taal op basis van het taalaanbod, de taal die het om zich heen hoort. Door datgene wat het hoort, op te slaan in het geheugen, maakt het kind als het ware een hypothese over hoe een bepaald stukje taal in elkaar zit.

Dus: als de juf zegt "Ik zet zout op mijn ei", dan neemt het kind aan dat dat de correcte vorm is. Maar als er méér volwassenen blijken te zijn die "ik strooi" zeggen, in plaats van "ik zet", dan zal het kind zijn hypothese bijstellen en kiezen voor de vorm die het meeste voorkomt.

Van ouder op kind

Meestal gaat het dus wel goed, vooral ook omdat het grootste gedeelte van het totale taalaanbod van de ouders komt: taal gaat over van ouder op kind.

Onderschat dus uw eigen invloed niet, en heb oog voor de andere kwaliteiten van de juf.