20 mei 2005 door Ellen Gerrits

Waarom kort mijn kind sommige woorden af en andere niet? (2½ jr)

Ik heb een zoontje van 2½ jaar. Volgens het consultatie-bureau is hij gemiddeld; dat vind ik zelf ook. Hij loopt lekker mee, en is een spontaan, makkelijk, vrolijk kind. We hebben nog nooit ergens last mee gehad.

Nu valt mij sinds een paar weken het volgende op. Hij brabbelt lekker, ook gemiddeld. Maar nog niet echt verstaanbaar voor vreemden. Mensen die hij veel ziet, begrijpen hem wel. Hij is nu bezig met 2-woord "zinnetjes".

Wat ook opvalt, is dat hij alles afkort. Bijvoorbeeld:

  • 'papa' wordt 'pap';
  • 'beker' wordt 'beek';
  • 'appel' wordt 'ap';
  • 'televisie' wordt 'viesie';
  • 'konijn' wordt 'nijn';
  • 'Davey' (zijn eigen naam) wordt 'Dave';
  • 'Ricky' (zijn broer) wordt 'Rick'
  • 'wagen' wordt 'wag';
  • etc.

Toch kán hij het wel. Hij zegt bijvoorbeeld 'tuiterbal' (= stuiterbal) en 'appelmoes'. Of zijn dit misschien makkelijker woorden voor hem? Ik weet niet wat ik hiervan moet denken.

Ik praat hem niet na, en verbeter hem wel. Als hij bijvoorbeeld vraagt: "Mam, Dave ap?", dan zeg ik: "Ja hoor, jij mag een appel."

Heeft u een idee waarom hij de woorden wel weet, maar echt alles afkort?

Antwoord

De taalontwikkeling van uw zoontje verloopt helemaal volgens plan. Kinderen van 2 jaar oud spreken in twee- of meerwoordzinnetjes. Hij is nog niet voor iedereen verstaanbaar en dat klopt ook. Volgens de minimum-spreeknormen zijn kinderen van zijn leeftijd voor ongeveer 50% verstaanbaar voor vreemden en maken ze nog veel uitspraakfouten.

'
Uitspraakfouten'

Eigenlijk maakt uw zoontje helemaal geen 'uitspraakfouten', omdat hij precies doet wat hij op deze leeftijd geacht wordt te doen. U noemt het zelf 'afkortingen'; dat is eigenlijk een veel betere benaming.

Alle kinderen laten bij de eerste woordjes en zinnetjes moeilijke klanken en lettergrepen weg, of ze vervangen klanken die ze nog niet kennen door klanken die ze al wél kunnen gebruiken. Dit doen ze volgens een vast patroon. Deze aanpassingen van kinderen worden 'vereenvoudigings-processen' genoemd en zijn door taalkundigen uitgebreid bestudeerd en beschreven.

Onbeklemtoonde lettergrepen weglaten

De aanpassingen die uw zoontje aanbrengt, zijn precies volgens de regels. Woorden met twee lettergrepen vindt hij te lang. En de manier waarop die woorden aanpast, is door systematisch alle onbeklemtoonde lettergrepen weg te laten:

  • 'béker' wordt 'beek';
  • 'áppel' wordt 'ap';
  • 'koníjn' wordt 'nijn';
  • 'Dávey' wordt 'Deef';
  • 'Rícky' wordt 'Rick'
  • en 'wágen' wordt 'wag'.

Drie lettergrepen

De bovenstaande regel past hij echter niet toe bij woorden met drie lettergrepen: 'appelmoes' blijft 'appelmoes' en 'stuiterbal' wordt 'tuiterbal' (wat nog steeds drie lettergrepen zijn).

Bij deze woorden zit de zwakke lettergreep in het midden. Het is nu juist makkelijk om die lettergreep uit te spreken, omdat er ook nog een sterke lettergreep achteraan komt. Dat is dus de verklaring voor het feit dat hij wel 'appelmoes' en 'tuiterbal' zegt. Dat is gewoon makkelijker dan 'apmoes' of 'tuitbal'!

Ook hier kiest uw zoontje voor de juiste oplossing, ook al lijkt dit in eerste instantie misschien in tegenspraak met zijn regel voor tweelettergrepige woorden.

Bij 'stuiterbal'/'tuiterbal' gebruikt uw zoontje trouwens ook nog een ander – bekend – vereenvoudigingsproces. Hij spreekt slechts één klank uit van de medeklinkercombinatie aan het begin van het woord. In de volgende fase van de taalontwikkeling zal hij leren om beide klanken uit te spreken.

Taalbegrip en taalproductie

Uw zoontje weet wel dat de woorden die hij gebruikt eigenlijk langer zijn. Hij kent dus het woord 'appel' (en hij weet ook wat dat woord betekent), maar zijn eigen vorm voor 'appel' is 'ap'.

De taalproductie loopt dus een beetje achter bij het taalbegrip. Dat blijft zo. Ook volwassenen begrijpen meer woorden of zinnen dan ze zelf kunnen – of zullen – gebruiken.

Niet corrigeren maar modelleren

In uw voorbeeld beschrijft u een heel goede manier om de taalontwikkeling te stimuleren, namelijk het
uitbreiden en
modelleren van de taal van uw kind.

Uw zoontje zegt: "Mama, Dave ap?" En u reageert – heel goed – met: "Ja hoor, jij mag een appel". Echt corrigeren (zoals "Je moet APPEL zeggen, Davey") is hier niet gewenst, omdat er helemaal geen fout wordt gemaakt. Volgens het taalsysteem van uw zoontje is 'ap' gewoon de correcte vorm. Daarom helpt corrigeren niet.

Hieronder geef ik een waar gebeurd voorbeeld, dat letterlijk is opgetekend, en waaraan je kunt zien wat er gebeurt als je gaat corrigeren. Namelijk: helemaal niets. Corrigeren heeft echt geen enkele zin.

Laura: mij. mij doen.

moeder: íkke doen.

Laura: mij doen.

moeder: ik doen.

Laura: mij doen, hè?

moeder: ja.

(bron: Roelofs, 1998)

Kortom: u beschreef een normale fase in de taalontwikkeling van uw zoon en u gaf goed aan hoe je hier het beste mee om kunt gaan.