25 februari 2010 door Marian Smook

Dossier dysfasie (4) - Tips

Deel 4 van ons dossier over de taalstoornis 'dysfasie' (tegenwoordig: TOS). Marian Smook bespreekt de voor-schoolse periode en geeft tips.

Mijn kleinzoon Casper (5) is dysfatisch. Al heel jong merkten wij dat er iets bijzonders met zijn taalgebruik was. Hij begreep alles wat we zeiden en reageerde daar ook adequaat op. Maar er gebeurden vreemde dingen.

Casper heeft een buurjongen, waar hij regelmatig mee speelt: Bram. Hij heeft een nichtje, dat hij ook regelmatig ziet: Amber. Op een dag komt hij Bram tegen en roept enthousiast: "Dag Amber" en als Bram dan woedend reageert met "Ik ben Bram", kijkt hij me vertwijfeld aan en zegt: "Dat weet ik wel."

Onbegrip van de buitenwereld

Hij kreeg op zijn kop, maar wist echt niet waarvoor. Hij benoemde de klanken immers alleen maar in een verkeerde volgorde ('am-br' in plaats van 'br-am') en koos voor zijn gevoel helemaal geen verkeerde naam. Dat was nog maar het begin van een lange reeks onterechte boosheid en onbegrip van de buitenwereld, die hij over zich heen krijgt.

Er gebeurt nog meer vreemds.

Heel lang heeft Casper zichzelf 'Capser' genoemd. De 'sp' is moeilijk in 'wesp', maar niet in een woord dat bestaat uit 2 lettergrepen waarbij de ene op een s eindigt en de andere met een p begint zoals in 'Cas-per'.

Een orthopedagoog die Casper slechts twee maal een paar uur in de kleuterschool geobserveerd had, sprak zelfs het vermoeden van PDD- NOS uit. PDD-NOS is populair gezegd een heel lichte vorm van autisme; officieel een aan autisme verwante stoornis.

Hij baseerde deze veronderstelling op het feit dat Casper hem de tweede maal niet herkende. Een snelle conclusie. Maar ook wel weer te verklaren. Casper sluit zich af als mensen onvervulbare eisen aan hem stellen, hem testen op taalgebied. Hij beschermt zichzelf goed.

Weinig samen spelen, wel feilloos gevoel voor stemmingen

Casper speelt weinig met andere kinderen: ze begrijpen hem toch niet en hij stelt zich niet graag aan frustaties bloot.

Hij heeft echter een feilloos gevoel voor stemmingen van mensen om hem heen. Hij troost ze als ze verdrietig zijn en laat het enthousiast merken als hij iemand aardig vindt.

Alles letterlijk nemen

Het opvallende is dat Casper bij het luisteren zulke bijzondere vergissingen niet maakt. Hij begrijpt wat we zeggen, maar dwaalt wel gauw af bij mondelinge uitleg. Hij houdt van voorlezen, maar wel met een duidelijke voorkeur voor boeken met plaatjes.

Ook letten we goed op dat hij het verhaal nog kan volgen: woordspelingen en abstract taalgebruik zijn niet aan hem besteed. Hij neemt bijna alles letterlijk.

Moeite met mondelinge instructie

Voorlezen breidt zijn woordenschat uit en is niet belastend: hij hoeft er nies mee te doen.

Het geven van mondelinge instructie is echter wél belastend, zeker als er tegelijkertijd een groepsproces aan de gang is. Daarom is zwemles in een groep ook nauwelijks zinvol gebleken: met één ander kind erbij gaat het stukken beter.

Tellen lukt niet

Het tellen wil maar niet lukken, al hij heeft wel getalbegrip. Zijn moeder vraagt hem de tafel te dekken. Hij informeert of ik ook mee eet en legt vijf vorken, messen en lepels op tafel. Het goede aantal.

Zijn moeder prijst hem en vraagt hoeveel er nu liggen en diep zuchtend zegt hij, beledigd over het wantrouwen: "Zeven toch! Het is goed!"

Kleuren veranderen

We lezen een boekje over kleuren. Een tovenaar verandert telkens de kleur van een kasteel. Hij benoemt de kleuren geel, groen, blauw en als we bij rood komen, zegt hij "Dat is niet rood, dat is roze." Hij heeft gelijk, het is een heel fletse kleur rood. Twee minuten later benoemt hij dezelfde plaat als geel.

Als ik een keertje bij hem kom, zie ik een grote hoeveelheid Pokemon flipppo's in een mandje liggen. Moralistisch zeg: "Heb jij zoveel chips gegeten?" "Nee, oma", zegt hij troostend, zijn handje op mijn arm, "die heb ik van de stofzuiger gekregen." Na enig nadenken, probeer ik: "Van Kita, de mevrouw die hier schoonmaakt?" "Ja, natuurlijk, dat zeg ik toch."

Verkeerde laatjes

Hij krijgt rijmles. De logopediste, maakt een grapje over haar collega: "We vragen thee aan Marie-Josée. Marie-Josée zit op de w.c. Hoor je dat W.C/Marie-Josée maakt thee. Hoe heet ze nou?" Casper: "Vraag het maar aan die doortrekker."

Telkens valt me op dat hij de inhoud begrijpt, maar dat hij het juiste woord niet kan oproepen. Hij trekt een belendend laatje open.

Ik bezeer hem als ik laat merken dat hij het alsmaar fout doet.

Gewoon slim

Dit is geen vertraagde ontwikkeling: hij is heel slim in het trekken van conclusies. Hij wil veel weten. Zo vraagt hij: "Waarom gaat de kachel niet uit, als het regent? Dan komt het water toch in de schoorsteen?"

Hij kent – passief – alle namen van de machines voor de wegenbouw. Als ik per ongeluk een grijper een graafmachine noem, schudt hij zijn hoofd: "Nee, daar schept je niet mee, die pakt." Hoewel ik het woord "graaf" gebruik, neemt hij dat in zijn ontkenning niet over, maar kiest een woord dat er vlak bij ligt.

Het belang van beelden

Hij neemt veel informatie op uit beelden. Hij kijkt intensief en gebiologeerd televisie. Als ik naast hem ga zitten en de Engelse tekst van een tekenfilm vertaal, legt hij zijn handen tegen zijn oren en roept: "Hou op, zo begrijp ik het niet."

Taal leidt hem af en verduidelijkt de visuele input niet. Dit gaat niet vanzelf over, zoveel is me wel duidelijk.

Ik ben remedial teacher en werk met dyslectische leerlingen. Kinderen met dyslexie hebben vaak ook woordvindingsproblemen, maar toch is dat anders dan het probleem van Casper. Dyslectische kinderen komen ook regelmatig niet op een woord, maar ze zijn zich dat bewust en het woord dat ze uiteindelijk kiezen, is zelden verkeerd.

Frustraties voorkomen en bouwen aan zelfvertrouwen

Vanuit mijn vak weet ik hoe belangrijk het is om ervoor te zorgen dat kinderen in hun taalleerproces zo min mogelijk frustraties oplopen. Ik duik dus in de literatuur en zoek op het Internet. Ik vind weinig en dan nog voornamelijk artikelen over symptomen, over diagnose, over de juiste terminologie. Maar dat zoek ik niet. Wat kunnen we voor Casper doen?

Onze belangrijkste taak is om hem blij en vol zelfvertrouwen te houden, dus hem te bevestigen. Dit is wat we zijn gaan doen:

  • We prijzen hem voor zijn goede gedachtengang en verbeteren hem terloops. Een voorbeeld. Mijn schoondochter brengt in leren motorkleding een bezoek aan hun huis: ze is met de motor. Meestal komt ze met de auto. Casper vraagt: "Ben je met de brommer gekomen?" Gelukkig zegt ze niet: "Dat is geen brommer, dit heet een motor", maar ze antwoordt: "Wat goed dat je dat ziet, met dit soort kleren zit ik natuurlijk niet in de auto, ik ben inderdaad met de motor."
  • We vragen nooit meer: "Wat zeg je?" of "Wat bedoel je?", maar leggen het onvermogen bij onszelf. Dus: "Ik heb je niet begrepen, wil je het als't je blieft nog een keer uitleggen?" Zo benadruk ik zo min mogelijk zijn onvermogen, maar eerder het mijne. Ik voorkom dat hij moedeloos wordt en stimuleer hem moeite te blijven doen.

Voor een voorbeeld ga ik terug naar het verhaal van de Pokemons die hij van "de stofzuiger" had gekregen. Nu zou ik zeggen: "Ja, Kita stofzuigt hier altijd, zij maakt de vloer schoon met de stofzuiger, ze is jullie schoonmaakster. Wat lief van haar dat ze dat voor je meebracht."

  • We laten hem zoveel mogelijk alles zien in plaats van het in woorden uit te leggen. Hij is erg geïnteresseerd in de wereld. Hij wil weten hoe de dingen werken, wat de oorzaak is van wat hij ziet. Zo wilde hij eens weten waar het water van de wasmachine bleef; die staat op de bovenste verdieping van hun huis. Ik zette de lege wasmachine even aan en liet hem voelen hoe het water door de slang in de machine komt. Ik liet het apparaat pompen zodat hij met zijn handen kon voelen hoe het water door de afvoerslang in een buis komt. Daarna nam ik een papiertje en tekende – heel simpel, want ik ben niet getalenteerd – een afvoerbuis die in de grondleiding terechtkomt.

De tijd nemen

Achter op de fiets vuurt hij vragen op me af over de dingen die hij onderweg ziet. Zijn broertje leg ik al fietsend van alles uit. Met Casper stap ik af, ga met hem kijken wat er gebeurt en neem de tijd om hem via beelden de informatie op te laten slaan.

Hij is heel open (geen spoor van PDD-NOS) en soms mag hij van de stratenmaker de hamer even vast houden. Ik heb elk spoor van gêne afgelegd en vraag veel medewerking. Bijna nooit weigert iemand. Zijn stralende gezichtje is een grote beloning voor ons allemaal, ook voor de wegwerker.

Het vergt wat oplettendheid om zo met hem om te gaan, maar het loont echt de moeite en op den duur – zo is mijn ervaring – wordt het een tweede natuur.

Dossier dysfasie

Deel 1 - Wat is het?
Deel 2 - 'Johan' (een ervaringsverhaal)
Deel 3 - De diagnose
Deel 4 - Tips voor de voor-schoolse periode
Deel 5 - Interview met onderzoeker Jan de Jong
Deel 6 - Hersenonderzoek (mét bijbehorende adviezen)